Erwin Noordover en Rieneke Jager van NewGround Law bespreken het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op het wetsvoorstel gemeentelijke instrumenten warmtetransitie dat op 1 januari 2024 in werking zou moeten treden.
Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 6 minuten
De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzien op 1 juli 2023.
DE WET GEMEENTELIJKE INSTRUMENTEN WARMTETRANSITIE
In het huidige recht zijn verschillende bepalingen die ervoor zorgen dat bestaande woningen verplicht op het aardgas aangesloten moeten zijn. Daarover schreven wij een eerdere blog. Met het wetsvoorstel tot de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie beoogt het Rijk om gemeenten instrumenten in handen te geven om het gebruik van aardgas in wijken uit te kunnen sluiten.
Kortgezegd voorziet het wetsvoorstel erin dat de gemeenten een aantal instrumenten kunnen inzetten om het aardgasgebruik verplicht te stoppen. Deze instrumenten zijn (i) het warmteprogramma, (ii) het uitvoeringsplan en (iii) het omgevingsplan. Het warmteprogramma is verplicht op grond van het wetsvoorstel en bevat het tijdspad van verduurzaming van de wijken en de potentieel beschikbare duurzame warmtealternatieven. Het uitvoeringsplan bevat een verdere uitwerking en dient als onderbouwing voor het wijzigen van het omgevingsplan. Het omgevingsplan zal, na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, het bestemmingsplan vervangen. In het omgevingsplan kunnen gemeenten een gebied aanwijzen waarbinnen geen aardgas meer mag worden gebruikt. De toelichting op het wetsvoorstel, op de instrumenten en de wijze waarop de gemeenten hiervan gebruik kunnen maken, bespraken wij nader in een eerdere blog.
Op 28 januari 2022 is de consultatieperiode van het wetsvoorstel van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en toelichting geëindigd. Op het wetsvoorstel zijn diverse reacties binnen gekomen en op dit wetsvoorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling advisering) advies uitgebracht. Dit advies is voorafgaand aan het sturen van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer. In dit blog bespreken wij dit advies en het belang daarvan in het licht van de aanstaande inwerkingtreding van de Omgevingswet.
HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING
Niet onopgemerkt mag blijven dat de Afdeling advisering benoemt dat het wetsvoorstel een uitvoerige toelichting bevat en dat zij daar waardering voor heeft. Desondanks heeft volgens de Afdeling advisering het wetsvoorstel op een aantal punten extra toelichting, aanvulling en verscherping nodig. De Afdeling advisering adviseert onder meer de volgende punten nader toe te lichten:
> Wat is de precieze doelstelling voor 2030?
De instrumenten uit het wetsvoorstel zijn bedoeld in te zetten voor het verduurzamen van alle 1,5 miljoen woningen in Nederland in 2030, met als einddoel een aardgasvrij Nederland in 2050. Volgens de Afdeling advisering blijft in deze doelstelling onduidelijk of in 2030 1,5 miljoen woningen al aardgasvrij moeten zijn, of dat ook aan de verduurzamingseis kan worden voldaan door isolatiemaatregelen te treffen of andere vergaande besparingen op het gasgebruik te doen. Het is aan het Rijk om dit te verduidelijken en daarbij aan te geven hoe dat doel moet worden bereikt en wat de rol is van dit wetsvoorstel in dat verband.
> Wat behelst de plicht van gemeenten in deze wet precies?
Het wetsvoorstel verplicht gemeenten om een warmteprogramma vast te stellen, maar verplicht gemeenten niet om – na het opstellen van uitvoeringsplannen – ook daadwerkelijk gebieden in het omgevingsplan aan te wijzen die van het aardgas af moeten. Alleen het daadwerkelijk aanwijzen van gebieden in het omgevingsplan heeft als gevolg dat ook de burgers en bedrijven binnen dat gebied gedwongen van het aardgas af moeten. De Afdeling advisering merkt op dat dit kan betekenen dat er gemeenten kunnen zijn die, door niet aan te wijzen, ervoor kiezen burgers en bedrijven niet te verplichten tot afkoppeling van het aardgas. Geadviseerd wordt om duidelijk in het wetsvoorstel te bepalen of is bedoeld deze verplichting wel bij gemeenten neer te leggen en/of op welk moment de provincies zouden moeten ingrijpen.
> Zijn er opties voor gebouweigenaren, en zo ja, welke?
Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is de mogelijkheid voor gebouweigenaren om een andere warmtebron te kiezen dan de collectieve warmtebron die de gemeente voor ogen heeft. Hierover merkt de Afdeling advisering op dat het wetsvoorstel om goede redenen uit gaat van de optie voor gebouweigenaren om een gelijkwaardige individuele keuze te maken als zij verplicht van het aardgas af moeten. Wat verduidelijkt moet worden is wat de positie is van gebouweigenaren die, vóórdat zij verplicht van het aardgas af moeten, zelf al voorzieningen hebben getroffen. Voor deze gebouweigenaren moet duidelijk zijn wat hun positie is wanneer zij door de wijkgerichte aanpak met onnodige beperkingen worden geconfronteerd en/of hun investeringen in het gebouw zien verdampen.
HOE NU VERDER?
Naar verwachting wordt met het advies van de Afdeling advisering (en de overige consultatiereacties) rekening gehouden voordat het wetsvoorstel voor de verdere behandeling aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. In het wetsvoorstel staat de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2024. Wij vragen ons af – gezien het gegeven advies en de reacties op het voorstel – of deze termijn haalbaar is. Hierbij speelt mede een rol dat het wetsvoorstel verder moet worden uitgewerkt in AMvB’s en het streven om de met het wetsvoorstel samenhangende uitvoeringsregels in het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit gelijktijdig met de wet in werking te laten treden. Aangezien de inwerkingtreding van de Omgevingswet meermaals is uitgesteld kunnen wij – gezien de behoefte aan duidelijkheid in de opgave tot een aardgasvrije gebouwde omgeving in 2050 – alleen maar hopen dat dit wetsvoorstel tijdig in werking treedt.
Het volledige advies
Het volledige advies van de Afdeling advisering is hier raad te plegen. Indien u meer wil weten dan is ons artikel over de (verplichte) aardgasvrije omgeving hier en over de warmtetransitie hier raadpleegbaar.
Vanzelfsprekend kunt u voor vragen of advies contact met opnemen met Erwin Noordover en Rieneke Jager.