Het VN-rapport over klimaatverandering en het belang daarvan voor de omgevingsrechtelijke praktijk

Vandaag is het nieuwe klimaatrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Chance (“IPCC’) verschenen. In het rapport zijn de gevolgen van klimaatverandering in kaart gebracht. Uit het klimaatrapport blijkt dat de opwarming van de aarde al tot grote klimaatverandering heeft geleid. Als we zo doorgaan, zal de temperatuur in het beste scenario met 3 graden stijgen. Het nemen van maatregelen om verdere klimaatverandering tegen te gaan is daarmee urgenter dan ooit. In deze blog bespreken Erwin Noordover en Rieneke Jager van NewGround Law het klimaatrapport en het belang daarvan voor de omgevingsrechtelijke praktijk.

HET KLIMAATRAPPORT
Het IPCC is een organisatie van de Verenigde Naties (“VN”) dat als doel heeft om klimaatverandering, de gevolgen van klimaatverandering en de kennis hierover in kaart te brengen. Het klimaatpanel van de VN heeft vandaag voor de zesde keer een rapport uitgebracht, het vorige rapport was uit 2013. Voor het klimaatrapport zijn door wetenschappers internationale klimaatonderzoeken geanalyseerd en aan de hand daarvan zijn de gevolgen van klimaatverandering op mondiaal niveau in kaart gebracht.

Sinds het rapport uit 2013 is de kennis over het klimaat toegenomen. De wetenschappers concluderen dat de opwarming van de aarde nu al grote effecten heeft op de atmosfeer, op het land en in de oceanen. Daarnaast zijn de bewijzen dat de opwarming van de aarde wereldwijd leidt tot hittegolven, hevige regenval en extreme droogte sterker dan in het rapport van 2013. Als we nu ingrijpende en grootschalige maatregelen nemen dan kan de opwarming volgens het IPCC niettemin stoppen bij 1,5 of 2 graden, waarbij elke temperatuurstijging boven de 1,5 graden de kans op onomkeerbare gevolgen voor het ecosyteem en de menselijke gezondheid vergroot. Het klimaatrapport zet daarom in op het beperken van de opwarming tot 1,5 graden. Die opgave vereist een snelle en verstrekkende transitie van alle landen.

Verder is in het klimaatrapport gekeken naar regionale verschillen. Voor Nederland zijn vooral de conclusies over de zeespiegelstijging belangrijk. Ten gevolge van de ijskapprocessen stijgt de zeespiegel namelijk steeds sneller. Hoeveel meer de zeespiegel gaat stijgen, is afhankelijk van hoe snel het lukt de uitstoot naar beneden te brengen. Het IPCC verwacht bijvoorbeeld een zeespiegelstijging tussen de 0,26 tot 0,77 meter bij een temperatuurtoename van 1,5 graden in 2100. Bij een temperatuurstijging van 2 graden stijgt de zeespiegel circa 0,1 meter meer. Dit lijkt niet veel, maar een dergelijke stijging veroorzaakt voor 10 miljoen mensen extra risico’s .

MITIGERENDE EN ADAPTIEVE MAATREGELEN
Het klimaatrapport geeft aan dat er vele mitigerende en adaptieve maatregelen mogelijk zijn om klimaatverandering te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken. De mitigerende maatregelen hebben als doel de negatieve effecten van klimaatverandering te verminderen of weg te nemen. De adaptieve maatregelen dienen ertoe de omgeving aan te passen aan het veranderende klimaat. Het IPCC wijst erop dat het nemen van adaptieve maatregelen bij een stijging van 2 graden een grotere uitdaging is dan bij 1,5 graden. Die uitdaging hangt daarbij mede af van de locatie, de mate van ontwikkeling van het land en de mogelijkheden tot het nemen van de maatregelen. Het IPCC wijst als beperkende factoren onder meer op de economie, financiële aspecten, institutionele beperkingen en beperkte menselijke capaciteit.

De mitigatie die moet leiden tot een toename onder de 1,5 graden bestaat volgens het rapport in ieder geval uit (een combinatie van) van maatregelen die leiden tot het verminderen van energiegebruik en het gebruik van natuurlijke bronnen. Verder kan worden gemitigeerd door het omvormen van het economisch systeem naar een duurzaam systeem dat niet alleen de CO2-uitstoot reduceert, maar ook compenseert en verwijdert. Onder meer wordt gewezen op de potentie van het realiseren van zonne- en windenergie en duurzame energieopslag, CO2-opslag en het gebruik van waterstof en bio-based materialen. Voor de gebouwde omgeving betekent het nemen van de mitigerende maatregelen bijvoorbeeld dat het elektriciteitsaandeel van de energievraag in 2050 moet zijn toegenomen tot 55-75%.

Uit het klimaatrapport blijkt dat de adaptieve maatregelen ervoor kunnen zorgen dat water en voedsel beschikbaar blijft, de kans op rampen vermindert en de gezondheid en ecosystemen behouden blijven. Het moet bij het nemen van de adaptieve maatregelen gaan om een combinatie met de mitigerende maatregelen. Als voorbeeld wordt erop gewezen dat de energiearme gebouwen zo ontworpen kunnen worden dat zij ook efficiënt koelen. Verder signaleert het IPCC dat (de onmogelijkheid tot) het nemen van de adaptieve maatregelen de ongelijkheid tussen arme en rijke landen kan vergroten. Daarom is het belangrijk om de gevolgen van klimaatverandering evenredig te verdelen waarbij ook de gevolgen voor de arme en achtergestelde landen moeten worden meegenomen.

HET BELANG VAN HET KLIMAATRAPPORT
Het klimaatrapport van 2013 heeft gediend als belangrijke basis voor de klimaatafspraken zoals in 2013 neergelegd in het Klimaatakkoord van Parijs. Ook het nieuwe klimaatrapport en de samenvatting daarvan is goedgekeurd door wetenschappers en regeringsdelegaties van over de hele wereld. Dat is belangrijk omdat de VN-klimaattop in Glasgow binnenkort wordt gehouden en het nieuwe rapport wederom een belangrijke basis zal gaan bieden voor de te maken klimaatafspraken. De inhoud van het klimaatrapport is daarmee richtinggevend voor het toekomstig klimaatbeleid van de regeringen wereldwijd.

De vraag is of de Nederlandse regering naar aanleiding van het klimaatrapport ook aanvullende maatregelen moet treffen. In Nederland zijn door de regering al diverse ambitieuze afspraken over het tegengaan van klimaatverandering gepresenteerd. Zo werd in 2013 het Energieakkoord voor duurzame groei ondertekend, in 2019 werd het Klimaatakkoord gepresenteerd en is in 2020 de Klimaatwet in werking getreden. Op basis van die afspraken moet 70% van de elektriciteit in Nederland in 2030 uit hernieuwbare bronnen komen, moeten in 2050 de woningen en gebouwen van het aardgas af zijn en moet de mobiliteit in 2050 emissieloos zijn. Verder zet Nederland in op een volledig circulaire en emissieloze industrie en klimaatneutrale landbouw en landgebruik in 2050.

Ook is Nederland al onderweg de afspraken over elektriciteit, (groen) gas en warmte vorm te geven in de Regionale Energiestrategieën (“RES”). Daarin wordt per energieregio beschreven welke energiedoelstellingen met welke aanpak en strategie worden behaald op welke termijn. De RES’sen 1.0 zijn op 1 juli 2021 per regio gepubliceerd. In de RES’sen wordt onder meer als mogelijkheden voor de energietransitie verkend de grootschalige opwek van zonne- en windenergie, het verwarmen van gebouwen met duurzame warmtebronnen en het realiseren van de benodigde infrastructuur voor de warmtetransitie. De RES’sen hebben echter een horizon tot 2030 en zorgen niet voor een volledige verduurzaming.

Het realiseren van de energietransitie door bijvoorbeeld het oprichten van zonne- en windparken kan rekenen op veel maatschappelijke weerstand. De totstandkoming van de RES’sen heeft bijvoorbeeld veel burgers op de been gebracht in hun strijd tegen wind- en zonneparken, waardoor regelmatig plannen zijn gesneuveld of in de ijskast zijn gezet. Wellicht dat het nieuwe klimaatrapport die weerstand in perspectief plaatst en duidelijk maakt dat de energietransitie geen keuze, maar een noodzaak is. Het rapport toont namelijk aan dat Nederland met haar ambitieuze klimaatbeleid op de juiste weg zit en er geen ruimte is voor half werk.

Menu