Vergunningvrij bouwen volgens de Omgevingswet

Erwin Noordover en Denise Mollee bespreken het vergunningvrij bouwen volgens de nieuwe Omgevingswet.

Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (onder andere ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto ‘eenvoudig beter’ zijn 40 wetten en 120 AMvB’s gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat moet het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden.

Omgevingsvergunning

Net als onder de oude Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het onder de Omgevingswet niet toegestaan om bepaalde ruimtelijk activiteiten te verrichten zonder omgevingsvergunning. Een van deze activiteiten betreft het bouwen van een bouwwerk. Omdat het niet wenselijk is om voor iedere zeer beperkte bouwactiviteit een vergunningplicht in het leven te roepen, is er onder de Wabo voor gekozen om in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een lijst op te nemen met activiteiten, waarvoor geen omgevingsvergunning benodigd is. Daarbij kon bijvoorbeeld worden gedacht aan het bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding daarvan in het achtererfgebied, mits voldaan werd aan de genoemde voorwaarden. Indien aan deze voorwaarden werd voldaan, kon vergunningvrij gebouwd worden. Dit wordt onder de Omgevingswet voortgezet.

Vergunningvrij bouwen volgens de Omgevingswet

De belangrijkste punten voor het vergunningvrij bouwen volgens de Omgevingswet zijn als volgt.

> Vergunningvrij bouwen als uitgangspunt
Uit artikel 5.1 van de Omgevingswet volgt dat  het verboden is om een bouwactiviteit te verrichten zonder omgevingsvergunning, voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval. Onder een bouwactiviteit wordt een ‘activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk’ verstaan, en onder bouwen wordt het ‘plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten’ verstaan. Indien geen sprake is van een algemene maatregel van bestuur, kan vergunningvrij gebouwd worden volgens de Omgevingswet. De projecten waarvoor een vergunning verplicht is, worden vermeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). De wet geeft dus aan dat er geen omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit nodig is, tenzij dit bij lagere regelgeving toch zo is bepaald.

> De ‘knip’
Onder de Wabo bestond er één omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De Omgevingswet daarentegen splitst de omgevingsvergunning in omgevingsplanactiviteiten en technische bouwactiviteiten, die vervolgens los van elkaar vergunningvrij of vergunningplichtig kunnen zijn. Deze splitsing wordt de ‘knip’ genoemd.

> Technische activiteiten
Artikelen 2.25 en 2.26 Bbl bepalen wanneer een omgevingsvergunning verplicht is voor een bouwactiviteit. Het gaat dan om een bouwwerk mét dak (artikel 2.25) en een bouwwerk zonder dak (artikel 2.26). Indien sprake is van een bouwwerk met of zonder dak en aan de voorwaarden van artikel 2.25 of 2.26 is voldaan, moet in beginsel een vergunning worden aangevraagd voor het bouwwerk. In artikel 2.27 Bbl staan de gevallen aangewezen waarvoor geen vergunning voor de technisch bouwactiviteit vereist is. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op bouwwerken of bouwactiviteiten die vallen onder gevolgklasse 1 (bijvoorbeeld niet zijnde een rijksmonument) of wanneer het bouwwerk gedeeltelijk vernieuwd of veranderd wordt, waarbij de draagconstructie, de indeling in brandcompartimenten, subbrandcompartimenten of beschermde subbrandcompartimenten en de isolatie van de gevel of een gevelpaneel niet wijzigen. Daarnaast kan vergunningvrij gebouwd worden voor zaken zoals een dakkapel, een dakraam, een kozijn, kozijninvulling of boeideel, onder de voorwaarden genoemd in artikel 2.27.

> Omgevingsplanactiviteit
Uit artikel 5.1 van de Omgevingswet volgt dat het verboden is om een omgevingsplanactiviteit te verrichten zonder een omgevingsvergunning, tenzij dit een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval betreft. De omgevingsplanactiviteit, zoals gedefinieerd in de Omgevingswet, vereist een vergunningaanvraag indien het omgevingsplan een verbod vervat voor de activiteit of als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan. Wanneer het gaat om een omgevingsplanactiviteit noemt artikel 2.29 Bbl een aantal uitzonderingen. In dit artikel worden verschillende gevallen genoemd wanneer geen vergunning nodig is voor bouwwerken in het geval van een omgevingsplanactiviteit. Deze uitzonderingen zijn slechts van toepassing op het moment dat het gaat om bouwwerken met een monumentale status. Het vergunningvrij bouwen geldt namelijk niet voor activiteiten die leiden tot ernstige ontsiering van het uiterlijk van dat bouwwerk.

In de praktijk

De vraag is nu of de veranderingen omtrent het vergunningvrij bouwen daadwerkelijk een verschil gaan maken in de praktijk. Allereerst is het belangrijk om aandacht te besteden aan eventuele vergunningen die vereist zijn voor zowel omgevingsplanactiviteiten als technische bouwactiviteiten. Het kan namelijk voorkomen dat geen vergunning nodig is voor een technische bouwactiviteit, maar wel voor omgevingsplanactiviteit. Zo is bijvoorbeeld geen omgevingsvergunning nodig voor een dakkapel wanneer deze aan de achterkant wordt geplaatst. Wanneer de dakkapel aan de voorkant wordt geplaatst, is nog steeds geen vergunning voor de technische activiteit nodig, maar kan het zijn dat wel een vergunning nodig is voor een omgevingsplanactiviteit, omdat de gemeente dat heeft bepaald in het omgevingsplan.

Verder kan de gemeente in de toekomst in het omgevingsplan kiezen voor een andere regulering van vergunningvrije bouwwerken. De gemeente kan ervoor kiezen om mogelijkheden van vergunningvrij bouwen te schrappen of in te perken. Het kan dus zijn dat, met name op ‘gevoelige locaties’ zoals cultuurhistorisch waardevolle locaties of locaties die blootstaan aan veiligheidsrisico’s of milieubelasting, het kan leiden tot minder vergunningvrije bouwwerken. Vooralsnog is dit in de praktijk echter nog niet aan de orde.


Voor meer informatie of advies kunt u zich wenden tot Erwin Noordover en Denise Mollee.

 

Menu