Hoe draagt de Omgevingswet bij aan de lokale energietransitie?

Anne-Marie Klijn en Jos Webbink gaan in op de vraag hoe de instrumenten uit de Omgevingswet bijdragen aan de lokale energietransitie.

Deze blog verscheen op –> Vastgoedjournaal | leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en wordt uitgesteld tot 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, zullen wij op deze plaats daarom wekelijks een vraag beantwoorden ten aanzien van de Omgevingswet. Deze week gaan we in op de manier waarop de instrumenten uit de Omgevingswet bijdragen aan de lokale energietransitie.

Inleiding

Nederland is hard op weg om de CO2-uitstoot te verminderen. Volgens de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015) moet deze uitstoot in 2030 zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. In ons land zijn deze afspraken verder uitgewerkt in het Klimaatakkoord (2019).

Regionale Energiestrategie (RES) en Warmtevisie

Om de energietransitie beter te kunnen aansturen is Nederland verdeeld in 30 energieregio’s. In deze regio’s onderzoeken overheden (gemeentes, provincies, waterschappen), inwoners, bedrijfsleven, energiecoöperaties en maatschappelijke organisaties zoals netbeheerders hoe de energietransitie vorm kan krijgen: waar en hoe duurzame elektriciteit op land moet worden opgewekt en welke warmtebronnen te gebruiken zijn zodat wijken van het aardgas af kunnen. In een Regionale Energiestrategie (RES) moet elke energieregio zijn eigen keuzes beschrijven. Afgelopen zomer zijn de concept-RES’en gepresenteerd en in 2021 moeten de RES’en definitief worden en een soort programmaboekje vormen voor de energietransitie. We zien daarbij ook aandacht voor de financiële constructies.  Maar de spelregels daarvoor zijn nog niet af. Veel burgers vinden de plannen te abstract  en kennelijk wisten gemeenteraden ook niet altijd dat het de bedoeling  was om de RES vast te stellen.Ook de inhoud van de RES’sen verschilt per regio. Sommige maken vooraf een milieueffectrapportage. Anderen doen dat juist weer achteraf In 2021 moet elke gemeente ook een Transitievisie Warmte hebben vastgesteld. Met deze Transitievisie maken gemeenten duidelijk welke wijken of buurten wanneer van het aardgas kunnen worden afgekoppeld.

Omgevingsvisie

De lokale overheid zal er met de nieuwe instrumenten uit de Omgevingswet voor moeten zorgen dat de RES en de Transitievisie Warmte werkelijkheid worden. Dat zal de gemeente primair gaan doen in de omgevingsvisie. Hierin zullen de duurzaamheidsdoelen per gemeente worden vastgesteld en worden locaties bepaald voor de opwek van duurzame energie. Daarbij zal de gemeente de samenhang met andere duurzaamheidsopgaven bewaken, zoals klimaatadaptatie, de mobiliteitstransitie en de omslag naar duurzame looplandbouw.

Programma’s en omgevingsplannen

In programma’s kan praktisch worden uitgewerkt hoe de doelen uit de omgevingsvisie worden bereikt. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een subsidieprogramma om bewoners te verleiden hun woningen beter te isoleren of een concreet plan om een bepaalde hoeveelheid duurzame energie te gaan opwekken in een bepaalde wijk. Ook kunnen in een programma concrete maatregelen zijn opgenomen zoals het aanleggen van een warmtenet. In het omgevingsplan wordt juridisch (onder meer) uitgewerkt hoe de doelen uit de omgevingsvisie worden bereikt. In een omgevingsplan – wat je kunt vergelijken met een uitgebreid bestemmingsplan – kan de planologische mogelijkheid worden gecreëerd om bijvoorbeeld een zonneweide aan te leggen, windturbines te bouwen of leidingen aan te leggen voor warmtetransport. Ook kan een omgevingsplan  bijvoorbeeld regels bevatten voor de veiligheid van stikstofnetten of voor de duurzaamheid van nieuw te bouwen woningen. Als omgevingswaarde kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat  een bepaald percentage  van de op het grondgebied van de gemeente aanwezige gebouwen met een woonfunctie voor de energievoorziening onafhankelijk van fossiele brandstoffen is. Een ander voorbeeld is dat ten minste een bepaald percentage  van de bouwwerken met  zes of meer bouwlagen moet zijnaangesloten op het warmtenet.

Tot slot

Het is duidelijk dat de overheid en initiatiefnemers niet wachten tot de Omgevingswet in 2022 van kracht wordt, maar reeds volop bezig met het ontwikkelen van duurzame energieprojecten. We zien immers dat overal in Nederland op steeds grotere schaal zonneweides, windturbineparken en warmtenetten opduiken. Aan de andere kant zien wij ook dat de komst van de Omgevingswet partijen en overheden enorm inspireert en hen dwingt om na te denken over de vraag op welke wijze zij de Regionale Energiestrategieën en warmtevisies concreet moeten uitwerken. Dat kan volgens ons alleen maar winst zijn, want duidelijk is dat we er nog niet zijn. In de Klimaatwet die sinds 1 september 2019 geldt, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State de taak gekregen om het klimaatbeleid van de regering te toetsen. Op 30 oktober 2020 verscheen een eerste advies over de jaarlijkse Klimaatnota.  Daarin staat dat de klimaatdoelen die regering en parlement zichzelf hebben gesteld in de Klimaatwet niet worden gehaald. Dat kan alleen als er nu al aanvullende maatregelen worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen beduidend te verminderen. Daarmee kan niet worden gewacht. Vooralsnog geen opbeurende woorden, laten we aldus allemaal de kansen verzilveren die er op energiegebied zijn.

Menu