De bal voor borging van voldoende groenontwikkeling ligt bij gemeenten

Arjen Praat en Rick Vlaskamp bespreken de kamerbrief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 4 maart 2025. De brief betreft een reactie op de conclusies en aanbevelingen van het rapport van de Stichting Natuur & Milieu en Sweco over het tekort aan groen in Nederlandse steden.

Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal

Minister ziet geen rol voor de rijksoverheid bij de borging van voldoende groenontwikkeling

Volgens het rapport kan alleen de Rijksoverheid zorgen voor voldoende vergroening in alle buurten en een gelijk speelveld voor ontwikkelaars. De minister meent echter dat de groenopgave in en om bebouwd gebied in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de gemeenten en eigenaren van gronden en panden. Het rapport biedt verschillende aanbevelingen voor zowel de Rijksoverheid en gemeenten, waaronder juridische borging van groennormen en afroming bij baathouders.

In december 2024 hebben Stichting Natuur & Milieu en Sweco het rapport ‘Tekort aan groen in Nederlandse steden’ uitgebracht. Het rapport beschrijft de verstening in 2024 van de openbare ruimte van de 32 grootste gemeenten (hierna: G32). In het rapport zijn buurten als ‘versteend’ aangemerkt indien geen sprake is van minstens 75 m² openbaar groen per woning in de buurt of indien niet ten minste 1 hectare aaneengesloten openbaar groen gebied in de buurt aanwezig is.[1]Wij merken op dat niet duidelijk wordt gemaakt wat exact wordt verstaan onder ‘buurt’ en ‘in de buurt’. Het rapport concludeert dat meer dan de helft van de buurten niet voldoende groen heeft en dat groen niet meegroeit met het aantal woningen. Meer dan de helft (54 procent) van de buurten in de G32 is versteend. Deze verstening is de afgelopen vijf jaar – in de periode 2019 tot 2024 – in de G30 met 7,6 procent toegenomen.

Aanbevelingen voor het realiseren van voldoende groen

Het rapport doet de Rijksoverheid verschillende aanbevelingen om voldoende groen te realiseren, waaronder ook het opnemen van groennormen die wettelijk verplicht worden middels het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl). Over de juridische borging van groennormen onder de Omgevingswet schreef NewGround Law op 20 juni 2024 reeds een blog. Juridische borging van groennormen kan naast het opnemen van een groenwaarde (als omgevingswaarde) in het Bkl ook geborgd worden door het stellen van directe Rijksregels in de vorm van instructieregels die in acht moeten worden genomen bij het opstellen en vaststellen van ruimtelijke plannen (zoals omgevingsvisies, -verordeningen en -plannen, hoofdstuk 5 Bkl) of indirect via bijvoorbeeld het maken van bestuurlijke afspraken tussen overheden en marktpartijen.

Rijksoverheid hanteert geen groennorm

Momenteel hanteert het Rijk geen groennorm in het Bkl of instructieregels. Volgens de minister is het uitgangspunt van dit kabinet “geen koppen op nationaal beleid ontstaan en zo min mogelijk nieuwe eisen en regels”. De minister is daarom geen voorstander van groennormen en wil dan ook benadrukken dat het Rijk momenteel geen groennorm of richtlijn hanteert en ook niet voornemens is die te gaan hanteren. Volgens de minister zouden gemeenten ook geen voorstander zijn van een landelijke norm maar ruimte willen hebben om hun opgave af te stemmen op de eigen lokale context. Zo zou een landelijk verplichte norm wat hen betreft tot een te lage ambitie leiden en kan een ambitieuze norm vertragend werken in de gebiedsontwikkeling of zelfs “op slot” zetten. Juridische borging vanuit de Rijksoverheid zal dan ook niet snel aan de orde komen.

Financiering van groen

De minister gaat in de kamerbrief verder niet in op de aanbeveling van Sweco om een instrument op te richten waardoor een deel van de baten worden afgeroomd bij baathouders, zoals vastgoedeigenaren, en beschikbaar komen voor vergroening door gemeenten. De verantwoordelijkheid voor de financiering hiervan ligt ook bij gemeenten. Er zijn vanuit het kabinet op dit moment ook geen specifieke middelen voor stedelijk groen gereserveerd. De vergroeningsopgave zal daarom ook qua financiering een taak voor gemeenten zijn. Het rapport geeft gemeenten hiervoor enkele aanbevelingen.

Het rapport beveelt aan om waardestijging van vastgoed (woningen, winkels, horeca, bedrijfspanden) en daarmee stijgende WOZ-inkomsten in te zetten voor vergroeningsdoeleinden. Daarnaast stelt het rapport dat gemeenten middelen kunnen afromen bij projectontwikkelaars en deze kunnen inzetten voor vergroening. Een aantal gemeenten doet dit al, bijvoorbeeld middels een fonds voor bovenwijkse voorzieningen. Dit zijn voorzieningen die uitgaan boven het belang van het desbetreffende (bouw)project. De baten hiervan, zoals gezondheid en recreatie, zijn van algemeen nut. In een dergelijk fonds moeten de ontwikkelaars geld in storten om mee te betalen aan voorzieningen die verder van het projectgebied af liggen maar waarvan bewoners wel gebruikmaken, zoals wegen en groen.

Kostensoortenlijst

Onzes inziens gaat het rapport daarmee voorbij aan de verhaalbare kostensoorten, die zijn opgenomen in het Omgevingsbesluit (de zgn. ‘kostensoortenlijst’). Hiervoor heeft de Rijksoverheid in april 2022 de ‘Handreiking kostenverhaal en financiële bijdragen Omgevingswet’ gepubliceerd. Deze handreiking geeft een systematische uitleg van de wettelijke regeling van kostenverhaal en financiële bijdragen in de Omgevingswet.

De kostensoortenlijst heeft een limitatief karakter. Het bevoegd gezag kan geen andere kosten verhalen dan op de kostensoortenlijst staan. Dat geldt voor de kosten van werken, werkzaamheden en maatregelen binnen het kostenverhaalsgebied, waarvan alleen dat gebied profijt heeft. Het geldt ook voor de kosten van de aanleg van zogenoemde gebiedsoverstijgende werken, werkzaamheden en maatregelen binnen en buiten het kostenverhaalsgebied, waarvan meerdere kostenverhaalsgebieden en de bestaande stad profijt hebben. Het gaat dan mede om groenvoorzieningen. Nu uit de brief van de minister volgt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de financiering van de groenopgaven, wordt middels deze kostensoortenlijst aldus een belangrijk middel geboden om de groenopgaven bij gebiedsontwikkelingen te bekostigen.

Conclusie: financiering van vergroening blijft taak van gemeenten

De minister hanteert een terughoudend standpunt over landelijke groennormen. Het kabinet wil geen extra nationale regelgeving opleggen en benadrukt dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor vergroening. Volgens de minister zou een uniforme groennorm niet passend zijn voor alle gemeenten, omdat lokale omstandigheden en ambities sterk verschillen. Bovendien zou een verplichting mogelijk belemmerend werken voor gebiedsontwikkeling.

Dat is onzes inziens een verdedigbare conclusie. De groenvoorziening is de primaire taak van de gemeente: door het opleggen van landelijke groennormen zou die verantwoordelijkheid (impliciet) worden verlegd naar (project)ontwikkelaars, omdat ze verplicht onderdeel worden van een wijziging omgevingsplan of een BOPA. Door gemeenten zelf te laten sturen op de groeninrichting van de openbare ruimte kan daarentegen juist maatwerk worden geleverd.


Footnotes and References

Footnotes and References
1 Wij merken op dat niet duidelijk wordt gemaakt wat exact wordt verstaan onder ‘buurt’ en ‘in de buurt’.
Menu