Hoofdlijnennotitie Circulaire Economie-wet. Wat zijn de mogelijke implicaties voor de vastgoedpraktijk?

Arjen Praat en Jet van Noort bespreken de hoofdlijnennotitie Circulaire Economie-wet en de gevolgen van deze beoogde wetgeving voor de vastgoedpraktijk.

Deze bijdrage werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 5 minuten

Op 29 april 2024 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de hoofdlijnennotitie Circulaire Economie-wet (“CE-wet“) aan de Tweede Kamer verzonden waarin de basis wordt gelegd voor de verdere uitwerking van een wetsvoorstel rondom het bevorderen van de circulaire economie. In de hoofdlijnennotitie wordt een algemeen kader geschetst voor de beoogde CE-wet en worden de algemene doelen van deze beoogde wet beschreven.

Het algemene doel van de Circulaire Economie-wet

Het algemene doel van de beoogde CE-wet is het bereiken van een circulaire economie waarin grondstoffen zuinig, doelmatig en veilig gebruikt worden. De huidige wet- en regelgeving over grondstoffengebruik is te vinden in de Wet milieubeheer (“Wm“). In de hoofdlijnennotitie wordt duidelijk dat de huidige wet- en regelgeving ontoereikend wordt geacht. Zo biedt de Wm onvoldoende handvatten en instrumenten om de circulaire doelen vorm te geven en te bereiken. Ook is de Wm te weinig toegankelijk, toepasbaar en leesbaar. Het doel van de beoogde CE-wet is dan ook om in de Wm toekomstbestendige grondslagen op te nemen en aan te sluiten bij de begrippen, taal en gedachte van de circulaire economie.

Naast het wijzigen van de Wm wordt er ook gekeken naar de samenhang met de sinds 1 januari 2024 van kracht zijnde Omgevingswet. Zo wordt in de hoofdlijnennotitie benoemd dat de Omgevingswet met reguleringsinstrumenten zoals een omgevingsvergunning van groot belang zal zijn voor sturing binnen de circulaire economie.

Duurzaam, zuinig en doelmatig grondstoffengebruik

De hoofdlijnennotitie beschrijft vier uitgangspunten voor de doelbepalingen die in de CE-wet kunnen worden opgenomen. Het eerste uitgangspunt is de vermindering van grondstoffen, waarbij enerzijds wordt gericht op het zo weinig en zo efficiënt mogelijk gebruiken van grondstoffen en anderzijds op het zoveel mogelijk voorkomen van verlies van grondstoffen door productuitval en verspilling.

Het tweede uitgangspunt ziet op de levensduurverlenging van grondstoffen, waarbij het gebruik van hoogstaande en repareerbare producten die lang en intensief gebruikt kunnen worden voorop staat. Als mogelijkheid wordt hierbij benoemd dat grondstoffen die aan het einde van hun levensduur zijn, nog verder kunnen worden gebruikt met een ander doel dan oorspronkelijk bedoeld. Hierbij speelt uiteraard de veiligheid van de consument als gebruiker van een product een grote rol. Beleid voor zowel de bescherming van de menselijke gezondheid als van het milieu is daarvoor noodzakelijk.

Het derde uitgangspunt is de hoogwaardige verwerking van grondstoffen, hetgeen erop is gericht om producten of materiaalstromen die als afval kunnen worden aangemerkt toch in de economie te houden en zo verlies aan grondstoffen te voorkomen. Zowel het voorbereiden van producten voor hergebruik als recyclen (het bewerken van afvalstoffen tot secundaire grondstoffen) kunnen voorkomen dat grondstoffen wegstromen uit de economie.

Het vierde en laatste uitgangspunt is de substitutie van eindige grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen, alternatieve primaire grondstoffen met minder milieudruk en secundaire grondstoffen. Een voorbeeld hiervan is dat gebruikte materialen afkomstig uit de ontmanteling van gebouwen op werk- en bouwplaatsen kunnen worden ingezet.

Nationaal Programma Circulaire Economie en het Circulair Materialenplan

Twee plannen die volgens de hoofdlijnennotitie een belangrijk aandeel hebben in het stimuleren van de circulaire economie, zijn het Nationaal Programma Circulaire Economie (“NPCE“) en het Circulair Materialenplan (“CMP“) als opvolger van het huidige Landelijk Afvalbeheerplan. Beide plannen bieden een weergave van regels en instrumenten over de gehele kringloop van een specifiek materiaal, waaronder de ontwerp-, productie-, gebruik- en afvalfase. Voor elke partij die betrokken is bij (een gedeelte van) deze fases, zijn deze beide plannen bedoeld als overzicht van de geldende regels voor de gehele keten en de mogelijke keuzes die gemaakt kunnen worden voor het circulair maken van een specifiek materiaal.

Gevolgen voor de vastgoedpraktijk

De beoogde wetgeving zoals beschreven in de hoofdlijnennotitie heeft verschillende implicaties voor de vastgoedsector als geheel. Zo zal het beleid bijvoorbeeld gericht zijn op duurzaamheidseisen voor vastgoed, waardoor vastgoedeigenaren en -ontwikkelaars moeten investeren in energiezuinige en milieuvriendelijke bouwmethoden en materialen. Verder zal ook het beheer en onderhoud van vastgoed een rol gaan spelen met het oog op het stimuleren van de circulaire economie, de beoogde wetgeving zal handvatten geven voor maatregelen om de levensduur van materialen te verlengen en materialen en hulpbronnen op efficiënte wijze in te zetten. Zeker is dat deze wet- en regelgeving grote invloed gaat hebben op de vastgoedsector als geheel, voor zowel bestaande als nog te ontwikkelen bouw.

Deze hoofdlijnennotitie schept een algemeen kader, wat de komende tijd uitgewerkt gaat worden tot een concreet wetsvoorstel. Gelet op het recent gepubliceerde Hoofdlijnenakkoord ‘Hoop, lef en trots’ voor het aanstaande kabinet is het op dit moment onduidelijk welk besluit zij zullen nemen over het wetsvoorstel, hoe het in de praktijk uit zal gaan werken en waar de prioriteiten zullen liggen.

Menu