Hoe wordt de bodem beschermd onder de Omgevingswet?

Deze week bespreken Victoria Rakovitch, Welmoed Willemsen en Farah Warmer hoe de bodem wordt beschermd onder de Omgevingswet.  

Deze blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal |  Leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Na enkele keren uitstel wordt thans gekoerst op inwerkingtreding per 1 juli 2023. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, belichten de experts van NEWGROUND LAW op deze plek wekelijks een aspect ten aanzien van de Omgevingswet.

De doelstelling van de Wet bodembescherming (“Wbb“), die werd ingevoerd in 1987,  is de Nederlandse bodem schoon te maken en te houden. De Wbb definieert het belang van de bescherming van de bodem als “het voorkomen, beperken of ongedaan maken van veranderingen van hoedanigheden van de bodem, die een vermindering of bedreiging betekenen van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft”. Tegelijkertijd wordt er ook ruimte gegeven aan maatschappelijke activiteiten op of in de bodem. Met de invoering van de Omgevingswet blijven deze doelstellingen behouden. Wel zullen er enkele verschillen zijn ten opzichte van de Wbb. In dit blog gaan wij hier nader op in.

De zorgplicht

De zorgplicht als bedoeld in artikel 13 Wbb behelst een dubbele zorgplicht die ziet op (i) het voorkomen van bodemverontreiniging, en (ii) het ongedaan maken van de ontstane bodemverontreiniging. In de Omgevingswet blijft dit beschermingsniveau behouden: “bij (dreigende) bodemverontreiniging of aantasting zal eenieder verplicht zijn tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd”. Belangrijk verschil is dat er niet langer één algemene zorgplicht zal zijn die is ondergebracht in één artikel. Naast de algemene zorgplichten die zijn neergelegd in artikelen 1.6, 1.7 en 1.7a Omgevingswet, zijn er ook specifieke zorgplichten als bedoeld in hoofdstuk 19 Omgevingswet en artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (“Bal“).

Bovendien kunnen decentrale overheden specifieke zorgplichten opnemen in het Omgevingsplan, die zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaafbaar zijn. Deze zorgplichten kunnen een rol spelen voor activiteiten die niet of gedeeltelijk onder het Bal zijn gereguleerd. Verder komt er via de bruidsschat standaard een specifieke zorgplicht in het Omgevingsplan van de gemeente, die geldt voor activiteiten die niet in het Bal staan (zie hiervoor artikel 22.42 bruidsschat).

Met de invoering van de Omgevingswet verdwijnt artikel 13 Wbb echter nog niet volledig. Deze zorgplicht blijft van toepassing op situaties die tussen 1 januari 1987 en (vermoedelijk) 1 juli 2023 zijn veroorzaakt. In artikel 3.2a van de Aanvullingswet bodem is namelijk bepaald dat dit artikel van toepassing blijft op voor de datum van inwerkingtreding veroorzaakte verontreiniging of aantasting, als bedoeld in artikel 13 Wbb, en die na dat tijdstip worden ontdekt. Met de werkintreding van de Omgevingswet zullen er dus verschillende zorgplichtregimes gelden voor de volgende situaties:

  1. De historische gevallen (van voor 1 januari 1987);
  2. De Wbb gevallen (vanaf 1 januari 1987 en moment totdat de Omgevingswet in werking treedt, vermoedelijk 1 juli 2023);
  3. De Omgevingswetgevallen (van na in werking treedt, vermoedelijk 1 juli 2023).

Exit saneringsplicht bij ‘toevalsvondst’

De Wbb bevat een uitgebreid stelsel waarin is omschreven op welke wijze met gevallen van historische bodemverontreiniging moet worden omgegaan. Ondanks de situatie dat veel gevallen van historische bodemverontreiniging al zijn aangepakt of op dit moment worden gesaneerd of voorzien zijn van nazorg, is het voorstelbaar dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog locaties worden ontdekt waar historische bodemverontreiniging aanwezig is en waarvan de veroorzaker niet bekend is.

Opvallend genoeg wordt onder de Omgevingswet afstand gedaan van het uitgebreide Wbb stelsel en worden de gevallen van historische bodemverontreiniging geschaard onder ‘toevalsvondsten’ (afdeling 19.2a Omgevingswet). Indien een eigenaar of erfpachter een dergelijke ’toevalsvondst’ doet, dient hij dit te melden bij het college van burgemeester en wethouders, zijnde het bevoegd gezag. De saneringsplicht komt met de toevalsvondst-regeling te vervallen, en daarvoor in de plaats kan het college van burgemeester en wethouders de eigenaar of erfpachter verplichten tot het nemen van beschermingsmaatregelen die redelijkerwijs van hem gevraagd kunnen worden om onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid als gevolg de blootstelling te voorkomen of te beperken (artikel 19.9c Omgevingswet). Indien de eigenaar of erfpachter niet of niet tijdig de vereiste maatregelen treft, kan het college van burgemeester en wethouders de maatregelen zelf treffen en de kosten hiervan op de eigenaar of erfpachter verhalen (artikel 19.9d Omgevingswet). De definitieve aanpak voor de praktijk zal op een later moment worden vastgesteld. Naar verwachting zal deze grotendeels gebaseerd worden op de te stellen eisen in het Omgevingsplan, aangezien de gemeente op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (“Bkl“)verplicht is hierover vereisten op te stellen (zie bijvoorbeeld § 5.1.4.5 Bodemkwaliteit, bron: Iplo). Wel zijn gemeenten tot op zekere hoogte bevoegd om aanvullende of afwijkende maatwerkregels te stellen. De aanpak van bodemverontreiniging kan hiermee per gemeente gaan verschillen.

Slot

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal het een en ander veranderen ten aanzien van de bodembescherming. De doelstelling blijft op hoofdlijnen hetzelfde: zowel de bescherming van de gezondheid van de mens en het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem als het ruimte geven aan maatschappelijke activiteiten, blijven centraal staan. Wel zullen de toepasselijke bepalingen en (zorg)plichten in het kader van bodembescherming worden verspreid over de Omgevingswet, het Bal en het Omgevingsplan. Ook krijgen gemeenten meer beleidsvrijheid, waardoor (enige) verschillen in gemeentelijke regelgeving kunnen optreden. Hoe deze wijzigingen in de praktijk zullen uitpakken, is lastig in te schatten. De Omgevingswetterm “Eenvoudig beter” is in ieder geval niet het eerste wat in ons opkomt.

Menu