Hernieuwbare energie bij renovatie van vastgoed

Op 1 februari 2022 traden de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen eisen aan de hernieuwbare energie in werking. Erwin Noordover en Rieneke Jager van NewGround Law bespreken de eis voor een minimumwaarde hernieuwbare energie bij een ingrijpende renovatie.

Deze blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal |  Leestijd: 4 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken; een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Gekoerst wordt op inwerkingtreding per 1 oktober 2022 of 1 januari 2023. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, belichten de experts van NEWGROUND LAW op deze plek wekelijks een aspect ten aanzien van de Omgevingswet.

Hernieuwbare energie bij renovatie in Bouwbesluit
Voor de gebouwde omgeving ligt een forse taak om volledig duurzaam te worden. De sinds 1 februari 2022 geldende verplichting om bij een renovatie van vastgoed te voorzien in hernieuwbare energie, bijvoorbeeld zonnepanelen, een warmtepomp of aansluiting op een warmtenet, zal gaan bijdragen aan de invulling van die taak. De eis, opgenomen in artikel 5.6 lid 5 en 6 van Bouwbesluit 2012, is om bij een ingrijpende renovatie te voldoen aan een minimumwaarde hernieuwbare energie. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet staat deze verplichting opgenomen in artikel 5.20 lid 6 en 7 in het Besluit bouwwerken leefomgeving (‘BBL’). De minimumwaarde hernieuwbare energie is afhankelijk van de verhouding tussen het dakoppervlak en de gebruiksoppervlakte en is maximaal 30 kWh/m2 per jaar. De hoeveelheid hernieuwbare energie wordt bepaald volgens NTA 8800. De duurzaamheidseisen bij renovatie gelden niet voor gebouwen met een industriefunctie, een overige gebruiksfunctie of een bouwwerk zijnde geen gebouw, en wel voor bijvoorbeeld kantoorgebouwen en ander vastgoed.

Er zijn twee voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor toepassing van de eis, namelijk (i) er is sprake van een ingrijpende renovatie en (ii) er wordt een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling geplaatst of gedeeltelijk vernieuwd of veranderd of vergroot.

Ingrijpende renovatie
Van een ingrijpende renovatie is sprake wanneer meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil, bepaald volgens ISSO 75.1, uitgave juli 2014, wordt vernieuwd, veranderd of vergroot en deze vernieuwing, verandering of vergroting de integrale gebouwschil betreft. Van een renovatie van de integrale gebouwschil is sprake wanneer bijvoorbeeld een dak of gevel volledig wordt opengelegd en volledig vernieuwd. Veelal is voor een ingrijpende renovatie een omgevingsvergunning nodig. In het kader van de aanvraag daarvoor kan het bevoegd gezag toetsen of er voldaan wordt aan de eis hernieuwbare energie. Een ingrijpende renovatie kan echter ook vergunningvrij zijn op grond van onderdeel 8 van artikel 3 in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (‘Bor’). Het algemene karakter van het Bouwbesluit betekent echter dat de eis bij renovatie ook van toepassing is als er geen vergunningplicht bestaat. Als het bevoegd gezag twijfelt over de naleving van de eis,  kan daar, op grond van het Bouwbesluit, op worden gehandhaafd.

Technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling
De verplichting aan de minimumwaarde hernieuwbare energie wordt gesteld als er, als onderdeel van een ingrijpende renovatie, sprake is van een gebouw waarvan een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt geplaatst, gedeeltelijk vernieuwd of veranderd of vergroot. Bij de vervanging van een opwekker is er sprake van de aanpassing van een technisch bouwsysteem. Er is ook sprake van een aanpassing van het technisch bouwsysteem wanneer een derde of meer van de afgiftelichamen (meestal radiatoren) wordt geïnstalleerd, vervangen of verbeterd. Als er sprake is van vloerverwarming dan moet elke zone van de vloerverwarming als een afgiftelichaam worden beschouwd. Bij luchtverwarming moet elk inblaaspunt in een ruimte als apart afgiftelichaam worden aangemerkt.

Uitzonderingen
In het Bouwbesluit zijn ook vier uitzonderingen geformuleerd voor situaties waarin de eis voor hernieuwbare energie niet geldt. Kort gezegd zijn dit (i) gebruiksfuncties met een lage energievraag, (ii) aangesloten zijn, of op korte termijn aangesloten worden, op een warmtenet, (iii) door locatiegebonden omstandigheden of bouwtechnische belemmeringen is het niet mogelijk aan de minimumwaarde voor hernieuwbare energie te voldoen, en (iv) de benodigde maatregelen hebben een terugverdientijd van meer dan 10 jaar.

Leidraad met stappenplan
Voor de uitwerking van de hernieuwbare energie-eis is een leidraad opgesteld en op grond van de Regeling Bouwbesluit 2012 (artikel 3.2a) aangewezen. Daarmee is deze leidraad onderdeel van de (bouw)regelgeving die van toepassing is op deze nieuwe eis. In de leidraad is onder meer een stappenplan opgenomen om te bepalen of er bij een renovatie een verplichting is voor het toepassen van hernieuwbare energie en zo ja, hoe daaraan voldaan kan worden. Ook worden in de leidraad voorbeelden gegeven van de toepassing van de eis op verschillende objecten en situaties en toelichting op de vraag welke energiebronnen wel of niet hernieuwbaar zijn.

Deze nieuwe eis bij renovatie gaat hopelijk helpen om ook bestaande bouw binnen afzienbare tijd een slag te laten maken in verduurzaming.

Menu