Flexibiliteit moet de norm worden voor ruimtelijke ordening met regie op het watervraagstuk

Anne-Marie Klijn en Jan Wassink bespreken het recente advies “Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat” van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.

Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet heeft op 1 januari 2024 alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming) vervangen. Onder het motto ‘eenvoudig beter’ zijn 40 wetten en 120 AMvB’s gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming.

Het advies Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat

Op 12 juni 2024 heeft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (“de Rli“) een advies  (het “advies“) uitgebracht voor het sturen op klimaatbestendige ruimtelijke ordening. In dit advies wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de opgaven gerelateerd aan ‘water’. Aanleiding voor het advies was de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 25 november 2022, waarin werd beargumenteerd dat water en bodem sturend moeten zijn in ruimtelijke ordening. In het advies van de Rli wordt geconstateerd dat ‘het bij de ruimtelijke keuzes die nu worden gemaakt nog niet goed lukt om de gevolgen van klimaatverandering en de noodzaak van klimaatadaptatie in voldoende mate mee te wegen’. Het advies is bedoeld om het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen te ‘helpen om effectiever te sturen op een ruimtelijke ontwikkeling die toekomstbestendig is in het licht van de voortschrijdende klimaatverandering.’[1]Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p.14.

belemmeringen voor klimaatbestendige ruimtelijke ordening

Het advies van het Rli wordt geïllustreerd met voorbeelden van belemmeringen voor klimaatbestendige ruimtelijke ordening. Waar nu woningen staan (of komen te staan) kunnen straks geen dijken worden versterkt of geen water geborgen. Het omgekeerde geldt ook: waar nu dijken worden versterkt (of ruimte wordt gereserveerd voor toekomstige dijkversterking) kunnen in de toekomst geen woonwijken worden gebouwd. De Rli noemt als valkuil dat water slechts als één van de af te wegen sectorale belangen wordt meegewogen en niet als een eerste basisvoorwaarde voor ontwikkelingen. Het waterbelang dient op grond van de Omgevingswet te worden meegewogen en niet alleen in het kader van een procedurele afstemmingsbepaling zoals we die voorheen kenden met de zogenoemde ‘watertoets’. De Rli constateert dat bij woondeals die het afgelopen jaar zijn gesloten de strategische afwegingen over klimaatbestendige ruimtelijke ordening plaatsvonden op regionaal schaalniveau maar dat vervolgens verschillende waterbeheerders besloten deze woondeals niet te ondertekenen uit onvrede over de gekozen locaties.

Het is naar onze mening, vanuit de optiek van voortschrijdende klimaatverandering, waarschijnlijk niet moeilijk om succesvol bezwaar te maken tegen deze nieuwe locaties. En dat zal niet ten goede komen aan de woningbouwopgave.

Aanbevelingen

Om te komen tot klimaatbestendige ruimtelijke ordening en daarmee een nieuw debacle, zoals in de geschetste gang van zaken rond de woondeals, te voorkomen, doet het Rli concrete aanbevelingen in het advies voor het vormgeven van omgevingsplannen (of afwijkingen daarvan) met een evenwichtige verdeling van functies over locaties:

  • Toets alle ruimtelijke visies, plannen en besluiten van de overheid op hun klimaatbestendigheid (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen);
  • Reserveer in omgevingsplannen ruimte voor waterstaatkundige maatregelen (Rijk, provincies, gemeenten);
  • Benut de mogelijkheden voor tijdelijk ruimtegebruik;
  • Betrek de langetermijnkosten van klimaatverandering bij investeringsbeslissingen (en, zoals wij het verstaan, ook bij het kostenverhaal of het opleggen van financiële bijdragen);
  • Stel algemene regels voor klimaatbestendige inrichting in het Besluit kwaliteit leefomgeving (en dus misschien ook voor tijdelijk ruimtegebruik);
  • Voer een integraal kennis- en onderzoeksprogramma uit voor klimaatbestendige ruimtelijke ordening (Rijk) en zorg met een ‘waterkalender’ systematisch voor tijdige en publiek beschikbare informatie over veranderende waterstaatkundige condities; en
  • Stel een langetermijnprogramma op gericht op besluitvorming over grote systeemkeuzes (Rijk).

waterstaatkundige condities

Het advies van het Rli is gebaseerd op de grote noodzaak om de fysieke leefomgeving meer klimaatadaptief in te richten. Er zijn nieuwe uitdagingen zoals droogte, verzilting en wateroverlast waar op moeten worden ingespeeld. De tot nu gehanteerde aanpak maakt het steeds moeilijker om in de huidige waterstaatkundige condities te kunnen voorzien omdat het huidige ruimtegebruik te veel ontkoppeld is van de bodem en water.[2]Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p.18-23. De Rli stelt in het advies dat klimaatbestendige ruimtelijke ordening al op korte termijn vraagt om keuzes te maken over hoe we adequaat kunnen blijven voorzien in waterstaatkundige condities, zoals zoetwatervoorziening en beperking van wateroverlast.

In het advies benoemt het Rli de rol van financiële prikkels voor bedrijven, investeerders en beleggers waardoor bij aankoop en/of investering de toekomstige kosten van klimaatadaptatie beter zullen gaan meewegen. Niet alleen voor bedrijven die dit op grond van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) dienen te doen maar ook voor de burger die niet zomaar mag blijven vertrouwen op dat de overheid bijspringt bij calamiteiten. Onlangs nog is gepleit voor een klimaatlabel voor gebouwen.

Meer regie en meer flexibiliteit voor de woningbouwopgave

In het advies wordt bepleit dat het ‘decentraal tenzij-uitgangspunt’ van de Omgevingswet in het kader van de locatiekeuze voor woningbouwontwikkelingen zou moeten wijken voor een meer integrale sturing van het rijk en de provincie, ten behoeve van meer strategische regionale afwegingen over klimaatbestendige ruimtelijke ordening.[3]Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p. 27. Past dit misschien nog wel in een amendement van de Wet versterking regie volkshuisvesting die op haar beurt weer verschillende wetten wijzigt?

In het advies wordt ook gesproken over tijdelijk ruimtegebruik. Voor woningbouw lijkt dit te betekenen dat gronden bijvoorbeeld enkele decennia gebruikt kunnen worden als woningbouwlocatie en, zodra dat mogelijk nodig is, de gronden te gebruiken voor waterstaatkundige infrastructuur. Volgens het advies vergt dit innovatieve stedenbouwkundige concepten met duurzaam materiaalgebruik en verplaatsbare nutsvoorzieningen.

Conclusie

Kortom, een dringende oproep om groots en flexibel te denken, met een snufje regie van de nationale en provinciale overheid. Zeker voor wat betreft de locatiekeuze voor woningbouwontwikkelingen kan de bescherming van het waterbelang in de toekomst meer in de weg staan van het aanbod van reeds schaarse beschikbare bouwgrond. Dit neemt echter niet weg dat dit mogelijk ook ruimte biedt voor innovatieve stedenbouwkundige concepten.


Footnotes and References

Footnotes and References
1 Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p.14.
2 Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p.18-23.
3 Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, ‘Ruimtelijke ordening in een veranderend klimaat’, Den Haag: 12 juni 2024, p. 27.
Menu