In deze blog bespreken Victoria Rakovitch en Jet van Noort de recent door de Europese Commissie gepubliceerde implementatierapporten van de Kaderrichtlijn Water en de gevolgen voor de bouwsector.
Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal
Op 4 februari 2025 publiceerde de Europese Commissie haar implementatierapporten over de Kaderrichtlijn Water (KRW). De conclusie is helder: Nederland dreigt de doelen voor waterkwaliteit niet te halen. Dit heeft grote implicaties, niet alleen voor de ecologische toestand van onze wateren, maar ook voor sectoren zoals de bouw en infrastructuur. Net zoals stikstofdepositie de vergunningverlening voor bouwprojecten heeft stilgelegd, dreigt nu een vergelijkbaar scenario door verslechterde waterkwaliteit. Strengere vergunningseisen en mogelijke beperkingen in watergebruik kunnen grote gevolgen hebben. In deze blog duiken we dieper in de KRW, de recente rapporten en de impact op de bouwsector.
Wat is de Kaderrichtlijn Water?
De KRW, in 2000 door de EU vastgesteld, heeft als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te beschermen en te herstellen. De KRW verplicht lidstaten om uiterlijk in 2027 te zorgen voor een ‘goede ecologische en chemische status’ van hun waterlichamen. Dit betekent dat wateren vrij moeten zijn van schadelijke concentraties chemische stoffen en dat het ecosysteem in balans moet zijn. Een belangrijk principe van de KRW is dat de waterkwaliteit niet achteruit mag gaan. Daarnaast geldt het ‘one-out-all-out-principe’, hetgeen inhoudt dat een waterlichaam pas in goede staat is als alle kwaliteitsaspecten op orde zijn. Ook moet watergebruik duurzaam zijn, waarbij wateronttrekkingen de natuurlijke aanvulling niet mogen overstijgen.
‘Nederland haalt de doelen niet’
Ondanks inspanningen blijft Nederland achter. Uit de rapporten blijkt dat Nederland grote moeite heeft om de KRW-doelstellingen te realiseren. Geen enkel oppervlaktewater voldoet aan de goede ecologische status en slechts 9,4% voldoet aan de chemische norm. Grondwater doet het beter, met een groot deel dat in een goede kwantitatieve en chemische status verkeert. De oorzaken hiervan liggen vooral in de intensieve landbouw, waarbij nutriëntenconcentraties uit mest het oppervlakte- en grondwater belasten. Daarnaast speelt vervuiling door de industrie en de hoge bevolkingsdichtheid een rol, waarbij schadelijke chemicaliën en zware metalen in het water terechtkomen. Klimaatverandering verergert dit probleem door droogteperiodes en lage waterstanden, wat de waterkwaliteit negatief beïnvloedt. De verwachting is dat de situatie in 2027 niet veel verbeterd zal zijn. Naast financiële sancties kan dit ook betekenen dat Nederland na 2027 gedwongen wordt om ingrijpende maatregelen te nemen om alsnog vooruitgang te boeken. Dit kan onder andere leiden tot extra regelgeving voor sectoren die water gebruiken of lozen, en het invoeren van beperkingen op economische activiteiten die bijdragen aan waterverontreiniging.
Impact op de bouwsector
Het niet halen van de KRW-doelen kan grote gevolgen hebben voor bouw- en infrastructuurprojecten. Denk aan beperktere mogelijkheden van vergunningverlening en beperkingen op watergebruik en grondwateronttrekking.
Mogelijke consequenties voor de bouwsector zijn:
- bouwputbemalingen, waarbij grondwater wordt onttrokken om bouwplaatsen droog te houden, kunnen steeds moeilijker vergund worden, vooral in verdroogde gebieden;
- het lozen van water bij bodemsanering wordt complexer, omdat strengere normen extra saneringsmaatregelen vereisen;
- aanpassingen aan oevers, sluizen en dijken kunnen onderworpen worden aan strengere milieutoetsen, waardoor projecten vertraging oplopen.
Bouwprojecten kunnen hierdoor te maken krijgen met aanzienlijke vertragingen in de vergunningverlening, wat leidt tot oplopende kosten. Net zoals bij de stikstofcrisis kan dit ertoe leiden dat bouwprojecten op pauze worden gezet, omdat vergunningen niet kunnen worden verleend als waterkwaliteitseisen niet worden gehaald. Dit zorgt niet alleen voor economische schade in de bouwsector, maar ook voor vertragingen in het terugdringen van de woningnood. Ook kunnen de kosten stijgen door extra maatregelen die nodig zijn voor waterzuivering en het compenseren van negatieve effecten op de waterkwaliteit. In bepaalde gebieden waar de waterkwaliteit al onder druk staat, kunnen nieuwe bouwprojecten mogelijk helemaal niet meer worden toegestaan. Verder kunnen bouwbedrijven te maken krijgen met strengere regelgeving rondom het lozen van bouwafval en het verwerken van regenwater.
Naast de directe impact op vergunningen en kosten, kunnen bouwbedrijven ook te maken krijgen met strengere handhaving en toezicht. Overheden en waterschappen zullen gaan scherper controleren op naleving van de waterkwaliteitsnormen, wat kan leiden tot boetes of projectstilleggingen bij overtredingen.
Wat kunnen bedrijven doen?
Om de impact op de bouwsector te minimaliseren, zullen bedrijven moeten investeren in duurzame oplossingen zoals:
- waterbesparende technieken,
- alternatieve bemalingsmethoden en
- nauwere samenwerking met waterbeheerders om risico’s en vertragingen te beperken. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat gekeken wordt naar strengere normen voor het hergebruik van water op bouwplaatsen. Projecten die afhankelijk zijn van grootschalige wateronttrekking zullen minder vaak goedgekeurd worden, tenzij er aantoonbare maatregelen zijn om de impact te verminderen.
Conclusie
Nederland loopt ernstig achter op de waterkwaliteitsdoelen van de KRW. De impact hiervan reikt verder dan alleen ecologische schade; ook de bouwsector krijgt te maken met strengere regelgeving en vergunningseisen. De vergelijking met de stikstofcrisis is onvermijdelijk: als er niet snel maatregelen worden genomen, dreigt een nieuwe bouwstop met grote economische en maatschappelijke gevolgen. Voor de gehele bouwsector is het daarom van belang hier tijdig op in te spelen, zich voor te bereiden op strengere regelgeving en innovatieve oplossingen te implementeren voor de waterproblematiek bij nieuwe projecten om deze niet onnodig te vertragen.