Stikstofactualiteiten: Afdeling ziet ruimte om tot medio 2025 af te zien van handhaving PAS-melders

Julian Schouten en Chanym Alekperova bespreken de drie uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2024 met betrekking tot de verzoeken om handhavend optreden tegen zogenoemde PAS-melders.

Dit blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 4 minuten

PAS-melders zijn bedrijven die op grond van het Programma Aanpak Stikstof (“PAS”) een melding hebben gedaan voor een wijziging, uitbreiding of oprichting van stikstofveroorzakende activiteiten. Het PAS stelde die bedrijven in staat om bij uitzondering zonder natuurvergunning te opereren als de stikstofdepositie vanwege de wijziging, uitbreiding of oprichting onder een drempelwaarde bleef. Echter, in mei 2019 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) in haar stikstofuitspraak dat het PAS in strijd is met de Europese Habitatrichtlijn. Bedrijven die eerder een melding hadden gedaan, worden als gevolg hiervan verplicht om alsnog een natuurvergunning aan te vragen voor de gemelde activiteiten. Op 28 februari 2024 heeft de Afdeling in drie uitspraken uiteengezet dat er tot medio 2025 ruimte kan bestaan om tijdelijk af te zien van handhavend optreden tegen de PAS-melders vanwege de afwezigheid van een noodzakelijke vergunning, mits gemotiveerd kan worden dat er een redelijk evenwicht is tussen de belangen van de PAS-melders en het natuurbelang.

Legalisatie van de activiteiten van PAS-melders: uiterlijk in 2025 vergund

Het is altijd het voornemen geweest om de activiteiten van PAS-melders te legaliseren. In 2022 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van artikel 1.13a, tweede lid, van de Wnb een programma vastgesteld met maatregelen om de gevolgen van de stikstofdepositie van de PAS-melders te mitigeren of compenseren (“legalisatieprogramma”). Het legalisatieprogramma bestaat uit zes stappen die uiteindelijk binnen drie jaar moeten leiden tot een natuurvergunning. De laatste PAS-melders zullen dus naar verwachting uiterlijk medio 2025 geïnformeerd worden over de mogelijkheid tot het aanvragen van de natuurvergunning.

Ruimte om tijdelijk af te zien van handhaving: bijzondere omstandigheden

Het legalisatieprogramma neemt niet weg dat de activiteiten van PAS-melders zonder natuurvergunning in de tussentijd in strijd zijn met de wet. Het college van Gedeputeerde Staten (“GS”) is als bevoegd gezag in beginsel verplicht om tot handhaving over te gaan, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afzien van handhavend optreden. Daar kan sprake van zijn als er een concreet zicht op legalisatie bestaat of wanneer handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.

De Afdeling acht het legalisatieprogramma onvoldoende voor het aannemen van een concreet zicht op legalisatie. Het is namelijk nog niet aannemelijk dat de activiteiten van PAS-melders op korte termijn zullen worden gelegaliseerd. De Afdeling identificeert echter vijf bijzonderheden die voor GS aanleiding kunnen zijn om handhavend optreden onevenredig te achten in verhouding tot het natuurbelang. Deze omstandigheden omvatten (i) de individuele belangen van de PAS-melders, (ii) de rechtszekerheid die de PAS-melders aan het PAS-regime mochten ontlenen, (iii) de verschillende uitlatingen van de overheid na de PAS-uitspraak dat PAS-melders zullen worden gelegaliseerd, (iv) het legalisatieprogramma dat ervan uitgaat dat medio 2025 alle PAS-melders een natuurvergunning kunnen aanvragen, en (v) het feit dat het legalisatieprogramma in uitvoering is en de bedrijven daarin de mogelijke stappen hebben ondernomen rechtszekerheid die PAS-melders aan het PAS mochten ontlenen en de verwachting dat alle melders medio 2025 een natuurvergunning kunnen aanvragen.

Een redelijk evenwicht tussen de belangen: een motiveringsplicht

Om te bepalen of GS in een concreet geval daadwerkelijk van handhaving kan afzien, is een nadere beoordeling per keer vereist. GS dient te beoordelen of er een redelijk evenwicht is tussen het bedrijfsbelang van een PAS-melder en het natuurbelang dat gediend is met de handhaving. Hiervoor is vereist dat de gevolgen van het niet handhavend optreden voor de natuur in beeld zijn en zijn afgewogen voor tenminste dezelfde periode, dus tot uiterlijk medio 2025. Aan het natuurbelang kan in die afweging voorts tegemoet worden gekomen door het treffen van andere maatregelen dan handhaving tegen de PAS-melder. Als daarvoor wordt gekozen dan moeten die maatregelen ook ten minste gelden tot medio 2025.

Op basis van bovenstaande kan er voor GS dus ruimte bestaan om om tijdelijk af te zien van handhavend optreden tegen de PAS-melders, mits gemotiveerd kan worden dat er een redelijk evenwicht bestaat tussen de belangen van de PAS-melders en het natuurbelang. Uit de drie uitspraken volgt dus duidelijk dat én onder welke specifieke voorwaarden voor GS ruimte is om tijdelijk af te zien van handhaving. Dit biedt bedrijven in enige mate comfort dat geen handhaving hoeft plaats te vinden in afwachting van legalisering.


Voor advies kunt u zich wenden tot Chanym Alekperova of Julian Schouten van NewGround Law.

Menu