Omgevingswet: Hoe verschilt de huidige structuurvisie van de toekomstige omgevingsvisie?

Advocaten Jos Webbink en Marie-Claire Gaastra van NEWGROUND gaan in op de verschillen tussen de huidige structuurvisie en de toekomstige omgevingsvisie.

Deze blog werd gepubliceerd op –>  VastgoedJournaal | Leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en wordt uitgesteld tot 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, zullen wij op deze plaats daarom wekelijks een vraag beantwoorden ten aanzien van de Omgevingswet.

Hoe verschilt de huidige structuurvisie van de toekomstige omgevingsvisie?

De omgevingsvisie
Eén van de zes kerninstrumenten van de Omgevingswet is de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie maakt het bestuur strategische keuzes voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving voor de langere termijn, denk aan verkeer en vervoer, wonen, water, milieu, natuur, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en cultureel erfgoed. De bedoeling is dat in de omgevingsvisie, in lijn met de ruimere reikwijdte van de Omgevingswet, integraal beleid wordt ontwikkeld met betrekking tot de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet kent zowel een nationale, provinciale als een gemeentelijke omgevingsvisie. Net als de huidige structuurvisie is een omgevingsvisie een beleidsdocument zonder directe rechtsgevolgen. Het is daarom niet mogelijk om er beroep tegen in te stellen. De inhoud van de omgevingsvisie kan pas bij de bestuursrechter aan de orde komen in procedures tegen besluiten die op de omgevingsvisie zijn gebaseerd zoals bijvoorbeeld een omgevingsplan.

De structuurvisie versus de omgevingsvisie
Op dit moment zijn Rijk, gemeenten en provincies verplicht om hun ruimtelijke beleid neer te leggen in structuurvisies (op te stellen op grond van de Wet ruimtelijke ordening). Hoewel de omgevingsvisie enigszins lijkt op de structuurvisie, zijn er belangrijke verschillen.

– Een integrale visie formuleren
Het belangrijkste verschil is dat de omgevingsvisie een bredere reikwijdte moet hebben dan de huidige structuurvisie. In de omgevingsvisie moet een integrale visie op de fysieke leefomgeving zijn neergelegd. Het is niet meer de bedoeling dat er voor verschillende beleidsthema’s (energie, natuur, cultureel erfgoed, water et cetera) afzonderlijke visies worden vastgesteld. Zo mag worden aangenomen dat gemeenten de voor hun grondgebied opgestelde regionale energiestrategieën (RES) zullen vertalen in hun omgevingsvisie.

Bredere reikwijdte van de omgevingsvisie
Anders dan bij de huidige structuurvisie, is het de bedoeling dat in de omgevingsvisie meer dan alleen ruimtelijke beleid aan de orde komt. In de omgevingsvisie komen ook onderwerpen aan de orde zoals bijvoorbeeld de wijze waarop natuurlijke hulpbronnen worden beheerd, de transitie naar duurzame energie en onderwerpen die nu in een milieubeleidsplan worden opgenomen zoals afvalstoffen, externe veiligheid en klimaat.

Regels voor de vaststelling van de omgevingsvisie
De Wet ruimtelijke ordening legt voor de vaststelling van een structuurvisie weinig procedurele verplichtingen op hoewel bijvoorbeeld gemeenten op grond van hun inspraakverordening vaak wel een vorm van participatie organiseren. Voor de vaststelling van de omgevingsvisie gelden meer regels. In tegenstelling tot de structuurvisie dient de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht gevolgd te worden. Dat houdt in dat een ontwerpvisie moet worden gepubliceerd waarop iedereen zijn zienswijze kan geven. Voorafgaand aan de bekendmaking van het ontwerpbesluit is sprake van verplichte participatie. De vorm en wijze waarop het bestuursorgaan deze participatie inricht is niet in de Omgevingswet vastgelegd. De omgevingsvisie moet wel toelichten wat de resultaten van de participatie zijn. Vervolgens wordt de eventueel aangepaste omgevingsvisie vastgesteld door het bestuur zoals bijvoorbeeld de gemeenteraad.

– Milieueffectrapportage
Vanwege de ingrijpende gevolgen voor het milieu die een omgevingsvisie kan hebben, moet er ter voorbereiding van de omgevingsvisie een milieueffectrapportage worden opgesteld waarin de effecten van de beleidskeuzen op het milieu en de alternatieven in beeld worden gebracht.

Onze visie op de omgevingsvisie
De bredere reikwijdte van de omgevingsvisie ten opzichte van de structuurvisie is op zich een goede ontwikkeling maar de voordelen hiervan moeten niet worden overschat. Inzichten over de fysieke leefomgeving kunnen wijzigen en er zullen onvermijdelijk ontwikkelingen zijn die dwingen tot het bijstellen van de omgevingsvisie. Daarnaast zullen zich nieuwe beleidsgebieden ontwikkelen die ook een plaats zullen moeten krijgen in de omgevingsvisie. Het is, denken wij, wel duidelijk wat het gevolg hiervan zal zijn: een integrale omgevingsvisie is geen statisch document maar zal regelmatig moeten worden geactualiseerd en uitgebreid. Als dit niet gebeurt, dreigt het beleid buiten de omgevingsvisie om plaats te vinden en verdwijnt het integrale karakter. Een integrale visie wordt dan een visie die voortdurend wordt aangepast en er zal dan sprake kunnen zijn van een semipermanent inspraak- en besluitvormingsproces. Daarbij zal steeds de vraag moeten worden beantwoord welke onderzoeksverplichtingen er bestaan om de omgevingsvisie te kunnen aanpassen zoals bijvoorbeeld het opstellen van een nieuw milieueffectrapport.

Het is uiteraard een goede zaak om bij de ontwikkeling van beleid zoveel mogelijk relevante aspecten te betrekken. Maar het vormen van een visie op de fysieke leefomgeving houdt nooit op en dus zal een omgevingsvisie altijd voor een beperkte periode ‘integraal’ zijn. Het lijkt ons goed om dit bij het formuleren van omgevingsvisies voor ogen te houden.

Menu