André Gaastra en Pim Oremans gaan in op een uitspraak van 16 september 2020 van de Raad van State over geluidscumulatie.
Dit blog verscheen op –> Vastgoedjournaal Lleestijd: 5 minuten
De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en wordt uitgesteld tot 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, bespreken wij vragen ten aanzien van de Omgevingswet.
Geluidscumulatie
Eerder bespraken wij de gevolgen van de Aanvullingsregeling geluid in het geval van cumulatie van meerdere geluidsbronnen, en dat de zorgen van brancheorganisaties wellicht groter zijn dan nodig. Daarbij benadrukten we het belang van een goede onderbouwing van een vergunning als het aankomt op geluidscumulatie, omdat dit ook nu al moet worden beoordeeld volgens de Wet geluidhinder.
Hier gaan wij in op een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin sprake is van zulke geluidscumulatie. Die uitspraak bevestigt dat het ook nu al, dus vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, belangrijk is om geluidscumulatie mee te nemen in de voorbereiding van een bestemmingsplan. Als dat niet gebeurt kan de rechter een streep zetten door het bestemmingsplan. Ook bij vergunningverlening kan dit van belang zijn. Het lijkt dus verstandig dat het bevoegd gezag en initiatiefnemers nu al oog houden voor het gehele geluidsmilieu rondom projecten.
Wat was de situatie?
De raad van de gemeente Leudal maakte met een bestemmingsplan een woning en een verblijfsrecreatiebedrijf met bedrijfswoning mogelijk. Daartegen kwam de eigenares van een nabijgelegen helikopterhaven in beroep, omdat ze vreest dat haar bedrijfsvoering wordt beperkt doordat de woning en verblijfsrecreatie slechts op 100 meter afstand van de helikopterhaven zouden komen. Daarbij gaat het haar met name om de geluidsbelasting op de gevels van de (recreatie)woningen.
Het betreft hier ‘gemengd stedelijk gebied’ waarvoor volgens de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” een richtafstand van 300 meter geldt ten opzichte van de helikopterhaven. Daar kan de gemeenteraad van afwijken en dat heeft hij in dit geval ook gedaan. De eigenares van de helikopterhaven stelde echter dat een andere richtafstand (500 meter) van toepassing is, en dat in elk geval niet afdoende is gekeken naar de samenloop van diverse geluidsbronnen. Volgens haar kon het bestemmingsplan zo niet worden vastgesteld.
De uitspraak
Ook al vindt de Afdeling dat de gehanteerde richtafstand van 300 meter correct is, en dat de gemeenteraad hiervan mocht afwijken; het bestemmingsplan wordt toch onderuit gehaald. De reden daarvoor is dat de gemeenteraad alleen het industrielawaai van de helikopterhaven heeft beoordeeld, en niet heeft gekeken naar andere bronnen van industrielawaai in de omgeving. Er had ook moeten worden gekeken naar de optelsom van de diverse geluidsbronnen, om te beoordelen of wel sprake was van een aanvaardbaar woonklimaat ter plaatse van de (recreatie)woningen. Dat was niet gebeurd.
Waarom is dit relevant?
Zoals wij in onze eerdere blog bespraken, wordt onder de Omgevingswet de rekenmethode van geluidsbelasting zo aangepast dat er één geluidswaarde wordt gehanteerd voor de cumulatie van geluid. Dat zou de totale gecumuleerde geluidsbelasting ter plaatse van gevoelige bestemmingen meer inzichtelijk maken. Nu moet nog worden gekeken naar de cumulatie van geluid door middel van afzonderlijke geluidswaarden per geluidsbron. De vrees dat de bouw op slot zal gaan met de nieuwe Omgevingswet was gegrond op dit nieuwe rekenmodel. Daarmee wordt namelijk geluidscumulatie in één klap inzichtelijk.
Deze vuitspraak toont echter aan dat ook nu al, nog zonder dat nieuwe rekenmodel van de Omgevingswet, het niet afdoende beoordelen of van geluidscumulatie ertoe kan leiden dat een bestemmingsplan wordt vernietigd. Dat geeft aan dat het ook nu al belangrijk is om het aspect geluidscumulatie in het oog te houden, om een geslaagd beroep tegen bestemmingsplannen en vergunningen te voorkomen. Met het nieuwe rekenmodel van de Omgevingswet wordt deze cumulatie naar verwachting inzichtelijker, waardoor zo’n tekortkoming onder die regels waarschijnlijk sneller in het oog zal springen.
Conclusie
Het is dus verstandig om ook vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet al de cumulatie van geluidsbelasting goed te (laten) beoordelen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, het verlenen van vergunningen, of de voorbereidingen van een aanvraag daarvoor. Initiatiefnemers kunnen het bevoegd gezag hier ook scherp op houden. Deze beoordeling is nu al verplicht, maar de geluidscumulatie wordt straks onder de Omgevingswet alleen maar inzichtelijker. De kans is dus groot dat ook bezwaarmakers deze route zullen zien om bestemmingsplannen en vergunningen aan te vechten.