Inwerkingtreding Omgevingswet opnieuw met een halfjaar uitgesteld

Pieter van der Woerd en Jos Webbink van NewGround law bespreken de brief van minister Ollongren van 26 mei 2021 waarin de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is verplaatst naar 1 juli 2022.

Deze blog verscheen op Vastgoedjournaal | leestijd: 6 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken; een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel eerder al duidelijk werd dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet niet eerder zal zijn dan per 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Inmiddels is ook inwerkingtreding per 1 januari 2022 niet haalbaar gebleken.

Opnieuw een halfjaar uitstel
Begin mei berichtten wij via deze blogserie al dat minister Ollongren opnieuw met de betrokken partners scherp probeerde te krijgen hoe een zorgvuldige inwerkingtreding van de Omgevingswet mogelijk kon worden gemaakt. Daarbij werden ook andere planningsoptie overwogen. Inwerkingtreding op 1 april 2022 en 1 juli 2022 werden genoemd als alternatieven.

Vandaag is de kogel dan eindelijk door de kerk. De beoogde inwerkintredingsdatum van de Omgevingswet wordt met een halfjaar verplaatst naar 1 juli 2022. In een brief aan de Tweede en Eerste Kamer laat de minister weten dat er (wederom) meer tijd nodig om het Digitale Stelsel Omgevingswet “opgeleverd, ingeregeld en stabiel werkend te krijgen”, aldus de minister.

Is de datum van 1 juli 2022 nu definitief?
Nee, die datum is wat ons betreft allerminst definitief. Daarvoor zijn verschillende redenen. Allereerst de grootste bottleneck, het Digitaal Stelsel Omgevingswet (“DSO”), het complexe systeem waarin op gebiedsniveau alle relevante informatie over de fysieke leefomgeving raadpleegbaar is. De minister schrijft dat voor inwerkintreding per 1 juli 2022 noodzakelijk is dat “de laatste minimale functionaliteiten” van de landelijke voorziening van het DSO die nodig zijn voor inwerkingtreding uiterlijk oktober 2021 gereed zijn en werken. Pas vanaf dat moment kunnen de overheden, die van die laatste software afhankelijk zijn, ook aansluiten en oefenen en hun stedenbouwkundige bureaus daarin betrekken. De minister stelt tijdelijke maatregelen voor zodat toch van start zou kunnen worden gegaan met de Omgevingswet als sommige landelijke of lokale voorzieningen nog niet volledig werken. Waarop wordt gedoeld is niet geheel duidelijk, maar wij zijn op voorhand kritisch. Het werken met tijdelijke alternatieve maatregelen draagt wat ons betreft namelijk onvoldoende bij aan een soepele overgang voor zowel overheden als burgers en bedrijven en draagt er niet aan bij dat partijen goed kunnen werken met het nieuwe systeem. Dat volgens de minister een halfjaar nodig is om met deze alternatieve maatregelen te kunnen oefenen is dan ook veelzeggend.

Maar er is meer. De datum van 1 juli 2022 valt tijdens de zomerperiode en bovendien vlak nadat bij de gemeenten nieuwe colleges zijn geïnstalleerd vanwege de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022. De minister schrijft samen met de bestuurlijke partners vinger aan de pols te houden en te bezien of dit leidt tot knelpunten. Het lijkt ons slechts een kwestie van tijd voor die knelpunten de kop op steken.

Bovendien is het niet de minister maar zijn het de Eerste en Tweede Kamer die over de inwerkingtreding gaan. De Tweede Kamer was (onder voorbehoud) al akkoord met inwerkingtreding per 1 januari 2022. De Eerste Kamer moest zich nog uitspreken over het Koninklijk Besluit tot inwerkingtreding. De minister heeft echter – en wat ons betreft terecht – besloten deze (voorhang)procedure te beëindigen. Na de zomer zal de minister beide Kamers (opnieuw) een ontwerp-Koninklijk Besluit toezenden en zullen beide Kamers opnieuw spreken over inwerkingtreding.

Welke consequenties heeft het uitstel?
Volgens de minister vormt de nieuwe startdatum geen belemmering voor verdere ontwikkelingen. Wel heeft de uitgestelde inwerkingtreding tot gevolg dat ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen die, gelet op de gezamenlijke implementatievoorbereidingen gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, ook met een halfjaar wordt uitgesteld. Ook laat de minister weten dat het totale project door verder uitstel opnieuw (flink) meer geld gaat kosten.

De latere inwerkingtreding heeft volgens de minister geen gevolgen voor het in de wetgeving opgenomen overgangsrecht. Dat blijft onverkort van toepassing. Ook de duur ervan wijzigt niet, aldus de minister. Dat is op zichzelf begrijpelijk, te meer omdat de tijdstippen tot wanneer het overgangsrecht geldt nog bij Koninklijk Besluit moeten worden bepaald. Wij gaan ervan uit dat de oorspronkelijk voorgestelde termijnen mee opschuiven met de inwerking van de Omgevingswet.

Wat heeft de praktijk eraan?
Het valt op dat de brief van de minister vrijwel geheel gericht is op overheidsorganisaties. Verder uitstel is nodig zodat Rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en uitvoeringsorganisaties meer ruimte hebben om de implementatie van de wet op een zorgvuldige en verantwoorde wijze af te ronden, aldus de minister. Als de overheid maar met de nieuwe Omgevingswet uit de voeten kan, komt het wel goed, zo lezen wij tussen de regels door. Ondertussen lijkt de aandacht voor burgers en bedrijven die de wet daadwerkelijk zullen moeten gaan gebruiken beperkt, terwijl het die partijen zijn die in tijden van grote opgaven op het gebied van woningbouw, klimaatadaptatie en energietransitie worden geconfronteerd met een ongewisse juridische toekomst. Juist deze partijen hebben het afgelopen jaar indringend aandacht voor de complexiteit van de Omgevingswet en de risico’s van een gebrekkig digitaal systeem. Wat ons betreft mag de aandacht van de minister en van beide Kamers daar het komende jaar ook op zijn gericht.

Menu