Anne-Marie Klijn en Tine Leemans-van Koten beantwoorden de vraag of biomassa- en afvalverbrandingsinstallaties bijdragen aan de doelen van de Omgevingswet.
Deze blog verscheen op Vastgoedjournaal | Leestijd: 5 minuten
De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken; een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en tot nader te bepalen moment wordt uitgesteld, heeft de minister benadrukt dat niet gaat over de vraag of het stelsel van de Omgevingswet in werking treedt, maar slechts wanneer.
Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, zullen wij in deze blog vragen beantwoorden ten aanzien van de Omgevingswet. Deze keer is de vraag: Biomassa- en afvalverbrandingsinstallaties: dragen ze bij aan de doelen van de Omgevingswet?
Afvalverbrandingsinstallaties
De Omgevingswet richt zich op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en het bereiken van een goede omgevingskwaliteit en deze vervolgens in stand houden. Dit is een opgave voor zowel burgers, bedrijven en overheden. Bij deze doelstelling past dus goed dat elke sector zijn steentje bijdraagt. De afval(mee)verbrandingsinstallaties hebben scherpere emissienormen gekregen door de (ontwerp)wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving (het Bal) dat op 9 november 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Nederland kent 15 locaties met afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) met in totaal circa 50 afvalverbrandingslijnen en naar schatting 50 afvalmeeverbrandingsinstallaties. Voor deze bedrijven is door de Europese Commissie, lidstaten en de sector zelf beoordeeld wat de Best Beschikbare Technieken zijn voor afvalverbranding. Daarmee worden de emissies naar lucht en water van afval(mee)verbrandingsinstallaties bij de bron aangepakt ter bescherming van het milieu door de toepassing van technisch en economisch haalbare milieutechnologie. Deze technologie is zover verbeterd dat bijna alle bestaande emissiegrenswaarden voor lucht naar beneden zijn bijgesteld. Dit is dus goed nieuws voor de gezonde fysieke leefomgeving die onder de Omgevingswet wordt nagestreefd, maar op het dossier van de verbranding van biomassa wil het maar niet lukken om de handen op elkaar te krijgen.
Biomassa verbranden
Rond het verbranden van biomassa is inmiddels een behoorlijk harde maatschappelijke discussie gaande over de vraag of dit wel gezien kan worden als een duurzame energiebron en of Nederland wel zwaar moet blijven inzetten op deze vorm van energiewinning.
Voorstanders brengen naar voren dat biomassa een aantal unieke kenmerken heeft, waardoor het een onmisbare grond- en brandstof is om onze energie- en materialenhuishouding te verduurzamen en fossiele bronnen te vervangen. Bio-energie is volgens hen nodig in een brede mix van duurzame energiebronnen en energiebesparing om de klimaatdoelen te kunnen realiseren. Daarbij gaat het bij energiewinning uit biomassa om duurzame energie van hernieuwbare bronnen die niet opraken, zoals fossiele brandstoffen. Bomen kunnen immers weer opnieuw worden aangeplant en bomen hebben CO2 nodig om te groeien, waardoor de door verbranding vrijgekomen CO2 opnieuw wordt vastgelegd.
Tegenstanders, en dit zijn niet alleen milieuorganisaties, brengen naar voren dat ingezet moet worden op energiebesparing door isolatie en dat er veel moderne alternatieve technieken zijn om energie op te wekken uit wind, zon, aquathermie en bodemwarmte, terwijl energie uit biomassa wordt opgewekt door verbranding van hout, waarbij in één keer alle CO2 vrij komt die in tientallen jaren is opgeslagen, zelfs meer dan bij de verbranding van steenkool voor dezelfde hoeveelheid energie. Deze CO2 draagt in ieder geval op korte termijn bij aan klimaatverandering, ook als er nieuwe bomen worden geplant. Bovendien stellen zij dat in de afgelopen jaren duidelijk is geworden dat er in binnen- en vooral ook in het buitenland, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten en de Baltische Staten structurele misstanden plaatsvinden bij de kap van bossen voor de productie van houtpellets die in Nederland als biomassa verbrand worden.
De discussie over het gebruik van biomassa in Nederland is nog niet beslecht, hoewel na het SER-advies van zomer 2020 ook het kabinet inmiddels actief richting geeft aan de afbouw van de inzet van biogrondstoffen voor warmte. In het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen heeft het kabinet aangegeven de ambitie van de SER te onderschrijven om, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is, de subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte te beëindigen. De vraag is echter waar Nederland dan op gaat inzetten om de klimaatdoelen en de doelen voor een goede fysieke leefomgeving uit de Omgevingswet te bereiken.