Erwin Noordover en Rieneke Jager van NewGround Law gaan in op de mogelijke consequenties van de emissiereductieplicht voor stikstof onder de Omgevingswet.
Deze blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 4 minuten
De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzien op 1 juli 2022.
Wat is de emissiereductieplicht?
Bij het verrichten van bouw- en sloopwerkzaamheden moeten adequate maatregelen getroffen worden om de emissie van stikstofverbindingen naar de lucht te beperken. Deze emissiereductieplicht volgt uit artikel 7.19a Besluit bouwwerken leefomgeving (“Bbl”). Deze reductieplicht is alleen van toepassing op bouwwerkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is of sloopwerkzaamheden waarvoor een melding is vereist vanwege meer dan 10 m3 sloopafval.
Waartoe verplicht de emissiereductieplicht?
De emissiereductieplicht is onderdeel van het structurele pakket aan bronmaatregelen om de stikstofemissie te beperken. De emissiereductieplicht betekent niet dat er voor elk project een individuele verplichting bestaat om een berekening van de stikstofdepositie te maken. In wetsgeschiedenis staat dat bij het aanvragen van de vergunning voor de bouwactiviteit de wijze wordt beschreven “waarop het verrichten van de werkzaamheden in het concrete geval zal plaatsvinden en worden de daarbij te treffen emissiebeperkende maatregelen beschreven. Het indienen van zo’n beschrijving is verplicht voor een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en voor een sloopmelding.” De rol van de gemeente is om na ontvangst van de informatie bij een sloopmelding of een vergunningaanvraag te beoordelen of er adequate maatregelen worden getroffen om de stikstofemissie te beperken. Indien dat niet het geval is, kan handhavend worden opgetreden of kunnen in twijfelsituaties maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften worden gesteld.
Wat adequate maatregelen zijn wordt momenteel uitgewerkt in de “Routekaart schoon en emissieloos bouwen.” De planning is dat die Routekaart in het derde kwartaal van 2021 verschijnt, maar een definitieve datum is nog niet bekend. Nu die Routekaart nog niet gereed is, is onzeker wanneer aan de emissiereductieplicht wordt voldaan. In de toelichting bij de invoering van de reductieplicht staat beschreven dat de emissiereductieplicht “feitelijk verplicht tot het toepassen van de best beschikbare technieken.” Verder is het aan de gemeente om te bezien of adequate maatregelen worden getroffen.
Let op: de emissiereductieplicht geldt mogelijk ook voor al lopende projecten
Gaat deze reductieplicht ook gelden voor projecten die al een bouwvergunning hebben onder huidig recht of zelfs al zijn begonnen met bouwen op het moment dat de Omgevingswet inwerking treedt? Aangezien de bouwvergunning al is verleend, is het niet meer nodig of mogelijk om in het kader van de aanvraag nog informatie te verstrekken over emissiebeperkende maatregelen. De formulering van de reductieplicht is echter zodanig dat al vergunde of lopende bouwwerkzaamheden niet zijn uitgesloten daarvan. Dit lijkt het risico te creëren dat per inwerkingtreding van de Omgevingswet de reductieplicht voor dergelijke bouwwerkzaamheden gaat gelden.
Verder is onduidelijk hoe de emissiereductieplicht zich verhoudt tot een eventuele natuurvergunning voor de bouwwerkzaamheden. Als met die natuurvergunning de stikstofdeposities op Natura 2000-gebieden zijn toegestaan, dan zou het niet passend zijn om nog strengere maatregelen te verwachten. De natuureffecten van hetgeen is aangevraagd en vergund zijn immers beoordeeld en aanvaardbaar gevonden, zodat er geen reden bestaat tot verdere aanscherping van de werkzaamheden.