Hoe bereiden gemeenten zich voor op de Omgevingswet?

Pieter van der Woerd bespreekt een praktijkvoorbeeld van hoe gemeenten zich voorbereiden op de Omgevingswet. 

Deze blog verscheen op –> Vastgoedjournaal | leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en wordt uitgesteld tot 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, zullen wij op deze plaats daarom wekelijks een vraag beantwoorden ten aanzien van de Omgevingswet. Deze week gaan we aan de hand van een voorbeeld uit de gemeente Leiden nader in op een aspect van het omgevingsplan: de gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving die nu nog zijn geregeld in gemeentelijke verordeningen.

Hoe zat het ook alweer?

Zoals in ons blog van 27 februari 2020 al beschreven, gaat de Omgevingswet ter vervanging van het bestemmingsplan uit van één omgevingsplan voor het gehele grondgebied dat tot de gemeente behoort, met één bundeling van begripsomschrijvingen en regels. Omdat het omgevingsplan betrekking heeft op de (gehele) fysieke leefomgeving, komen er ook regels in die nu nog in aparte verordeningen geregeld zijn (welstand, monumenten, ligplaatsen, bomen en uitwegen). Deze verordeningen maken – met uitzondering van de erfgoedverordeningen, geurverordeningen, verordeningen afvoer regen- en grondwater – niet meteen onderdeel uit van het omgevingsplan van rechtswege, maar blijven zelfstandig bestaan en moeten, indien de gemeente de regel wil behouden, uiterlijk vóór (vermoedelijk) 2029 zijn omgezet naar het omgevingsplan. Daarna vervallen de regels in de verordeningen.

Van verordening naar omgevingsplan: gemeente Leiden kiest voor een tussenstap 

De in het omgevingsplan op te nemen regels moeten logischerwijs voldoen aan de eisen van de Omgevingswet. Bovendien moeten de gemeentelijke regels, die nu zijn verspreid over verschillende verordeningen, qua begrippen en formulering worden geharmoniseerd en moeten ze geschikt worden gemaakt voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet, zodat met één druk op de knop per locatie inzichtelijk kan worden gemaakt welke regels van toepassing zijn. Een naar wij aannemen behoorlijke operatie, waarmee veel gemeenten zullen (gaan) worstelen naast alle uitdagingen waar gemeenten – ook los van de Omgevingswet – in deze tijd al voor staan. 

De gemeente Leiden kiest met betrekking tot de gemeentelijke regels die deel gaan uitmaken van het omgevingsplan daarom voor een interessante tussenoplossing: de Verordening fysieke leefomgeving. Daarin worden in twee tranches alle gemeentelijke verordeningen voor zover die zien op de fysieke leefomgeving in één regeling samengevoegd. Omdat de Verordening fysieke leefomgeving uiteindelijk opgaat in het omgevingsplan heeft de gemeente Leiden voor de indeling gebruik gemaakt van het door de VNG beschikbaar gestelde casco voor het omgevingsplan, waarbij de relevante hoofdstukken zijn aangehouden. 

Omdat de regels, hoewel geformuleerd in de geest van de Omgevingswet, nog altijd de vorm hebben van een verordening, is nog niet het gehele instrumentarium van de Omgevingswet benut. Waar de Omgevingswet de mogelijkheid biedt om voor activiteiten te werken met een meldingenstelsel, gaat de Verordening fysieke leefomgeving nog uit van een verbodsbepaling gekoppeld aan een vergunningplicht. De verwachting is dat het accent onder de Omgevingswet meer en meer zal verschuiven van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’.

De Leidse werkwijze heeft meerdere voordelen. Het is allereerst een goede ‘vingeroefening’ voor de gemeentejuristen om ruim voordat de verordeningen in het omgevingsplan moeten zijn opgenomen ervaring op te doen met de nieuwe werkwijze en eventuele knelpunten te signaleren. Ook heeft de gemeente Leiden de operatie aangegrepen om de begrijpelijkheid van de regels te verbeteren. Taalniveau B-1 is het uitgangspunt. Tegelijkertijd het biedt ook de praktijk al de mogelijkheid om in de praktijk vast kennis te nemen van de werkwijze onder de Omgevingswet. 

Eén verordening, zijn er we er dan?

Hoewel de verordening, vooruitlopend op het omgevingsplan, een hoop regels bundelt en harmoniseert, kan een (rechts)persoon die wil weten met welke regels hij of zij te maken krijgt, niet volstaan met bestudering van de Verordening fysieke leefomgeving. De regels die nu zijn geregeld in lokale verordeningen maar die zien op andere aspecten dan de fysieke leefomgeving komen niet in het omgevingsplan en zullen om die reden ook geen onderdeel uit maken van de Verordening fysieke leefomgeving. Het gaat dan hoofdzakelijk om regels met betrekking tot regulering van het gedrag van personen in de openbare ruimte en die (daardoor) een sterk persoonsgebonden karakter hebben die mede een motief hebben de openbare orde en veiligheid te beschermen. 

Tot slot

Al met al menen wij dat het voorbeeld van Leiden navolging verdient. Alle gemeentelijke regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving gebundeld in één verordening die zo is geschreven dat deze in de periode na inwerkingtreding van de Omgevingswet kan worden overgenomen in het vast te stellen omgevingsplan. Dat is volgens ons wat kan worden omschreven als “Aan de slag met de Omgevingswet”. Daarbij geldt dat de praktijk gebaat is bij enige mate van uniformiteit. Daar ligt een taak voor de VNG. Mogelijk dat de Leidse aanpak daarbij als leidraad kan dienen.


*Pieter van der Woerd is naast advocaat bij NewGround Law als duo-raadslid betrokken bij de Leidse gemeenteraad.

Menu