Het Nederlandse energiesysteem bevindt zich midden in een revolutie. Nieuwere partijen nemen een steeds belangrijke rol daarbinnen in. Eén van deze nieuwe partijen zijn de energiegemeenschappen. Energiegemeenschappen zijn lokale samenwerkingsverbanden van burgers, bedrijven en/of overheden gericht op het lokaal delen of leveren van energie.
Op 29 september 2025 stuurde de minister van Klimaat en Groene Groei een Kamerbrief over de rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem. De minister benadrukt dat energiegemeenschappen onder de juiste voorwaarden een onmisbare rol kunnen spelen in de energietransitie. In deze blog bespreken Erwin Noordover en Julian Schouten de hoofdlijnen van de brief, met bijzondere aandacht voor de verhouding tussen energiegemeenschappen, energiehubs en warmtenetten.
Wat zijn energiegemeenschappen?
Energiegemeenschappen zijn organisaties van burgers, bedrijven en soms overheden die samen duurzame energie opwekken, besparen of delen. Hun doel is niet winstmaximalisatie, maar het creëren van milieu-, sociale en economische voordelen voor hun leden en de lokale omgeving. De voorwaarden voor energiegemeenschappen zijn vastgelegd in de Energiewet, die per 1 januari 2026 in werking treedt. Voor warmteprojecten zullen daarnaast aanvullende voorwaarden gelden uit de Wet collectieve warmte (hierna: Wcw).
Inmiddels telt Nederland meer dan 700 energiecoöperaties, actief in bijna 90% van de gemeenten. Zij variëren van kleine buurtinitiatieven tot grote coöperaties met bijvoorbeeld windparken en innovatieve flexibiliteitsoplossingen. Deze coöperaties zijn niet automatisch ook een energiegemeenschap, aangezien daarvoor voldaan moet worden aan de voorwaarden uit de toekomstige Energiewet:
- het hoofddoel is om milieuvoordelen, economische voordelen en/of sociale voordelen te bieden aan de leden, vennoten of aandeelhouders of aan de plaatselijke gebieden waar het initiatief werkzaam is;
- het initiatief is niet gericht op het maken van winst;
- participatie in het initiatief is open en vrijwillig, deelnemers hebben het recht uit te stappen;
- feitelijke zeggenschap ligt bij de leden die natuurlijke personen, micro- of kleine ondernemingen, of gemeenten, provincies of waterschappen zijn (of middelgrote ondernemingen als het initiatief hernieuwbare energieprojecten of warmteprojecten ontwikkelt).
De meest gekozen rechtsvorm voor een energiegemeenschap is vooralsnog de coöperatie, maar het is ook mogelijk een vof, nv of bv hiervoor te kiezen. In de position paper ‘Van energiecoöperatie naar energiegemeenschap’ van Local4Local wordt geconcludeerd dat veel energiecoöperaties al juridisch voldoen juridisch aan de in de Energiewet geformuleerde eisen.
Verhouding tot energiehubs en warmtenetten
Energiegemeenschappen overlappen in de praktijk vaak met andere samenwerkingsvormen in het energiesysteem, zoals enegiehubs en warmtenetten:
➔ Energiehubs zijn samenwerkingsverbanden, nu veelal op bedrijventerreinen, die vraag en aanbod lokaal op elkaar afstemmen om transportcapaciteit te besparen. Wanneer een energiehub voldoet aan de voorwaarden uit de Energiewet, kan deze ook als energiegemeenschap worden aangemerkt. In de praktijk ontstaan de eerste coöperatieve energiehubs waarin bedrijven, omwonenden en soms ook de gemeente gezamenlijk optrekken.
➔ Warmtenetten kunnen door warmtegemeenschappen worden ontwikkeld en beheerd. Een warmtegemeenschap is een energiegemeenschap die warmteprojecten ontwikkelt of beheert en daarbij voldoet aan de aanvullende eisen uit de Wcw. Voor zulke projecten is een breed draagvlak noodzakelijk: doorgaans is 70–80% deelname in een wijk nodig om de businesscase haalbaar te maken. Een warmtegemeenschap kan een belangrijke rol vervullen bij het creëren van dit draagvlak.
Kansen en risico’s
Volgens de brief hebben energiegemeenschappen belangrijke maatschappelijke voordelen: zij vergroten draagvlak, stimuleren lokale zeggenschap en bevorderen een rechtvaardige verdeling van kosten en baten. Tegelijkertijd zijn er technische kansen: energiegemeenschappen kunnen bijdragen aan het verminderen van netcongestie door lokaal vraag en aanbod te bundelen, flexibiliteitsopties in te zetten en collectieve infrastructuur te beheren.
Daartegenover staan risico’s. Zonder voldoende professionaliteit of diversiteit kan een energiegemeenschap onbedoeld ongelijkheid vergroten of juist netcongestie versterken. Voor warmteprojecten ligt bovendien het vollooprisico altijd op de loer.[1]Onder het vollooprisico wordt verstaan het risico dat de vraag naar warmte achterblijft op de, ten tijde van het investeringsbesluit, verwachte afzet.
Nieuwe maatregelen
Het kabinet bundelt de aangekondigde maatregelen langs drie sporen:
1. Robuuste organisatieontwikkeling. Energiegemeenschappen krijgen ondersteuning bij professionalisering via provinciale en regionale koepels. Ook wordt onderzocht of een nieuwe dienstverlenende rol kan worden ontwikkeld voor partijen die energiedelen en flexibiliteit organiseren.
2. Samenwerking met andere partijen in het energiedomein. Het kabinet wil meer ruimte creëren voor experimenten met lokale afstemming van vraag en aanbod. Ook signaleert het kabinet het belang van goede samenwerking en onderling vertrouwen tussen energiegemeenschappen en onder meer woningcoöperaties en commerciële projectontwikkelaars. Daarnaast wordt gewerkt aan een faciliterend kader voor warmtegemeenschappen, waarin de samenwerking met gemeenten en andere partners centraal staat.
3. Financiële versterking. Energiegemeenschappen hebben moeite om financiering voor projecten in te vullen, met name bij warmtenetten en grootschalige elektriciteitsprojecten. Bestaande en nieuwe instrumenten, zoals het Ontwikkelfonds Opwek en Warmte en een mogelijke garantieregeling voor collectieve warmtenetten, moeten de financiële positie van energiegemeenschappen versterken.
Met deze maatregelen wil het kabinet de randvoorwaarden scheppen zodat energiegemeenschappen zich kunnen ontwikkelen tot professionele en betrouwbare spelers, die zowel lokaal draagvlak organiseren als bijdragen aan een stabiel en toekomstbestendig energiesysteem.
Conclusie
Met deze brief bevestigt het kabinet dat energiegemeenschappen niet slechts een aanvulling zijn op het energiesysteem, maar een volwaardige speler naast overheden en marktpartijen. Met de vele energiecoöperaties in Nederland is al een start gemaakt met het vergroten van lokale betrokkenheid en draagvlak bij de energietransitie. Hun betekenis ligt zowel in het sociaal-maatschappelijke domein – draagvlak, eigenaarschap, zeggenschap – als in het technische domein van energiehubs, warmtenetten en netcapaciteit.
Voor deze energiegemeenschappen betekent dit meer steun en erkenning, maar ook hogere verwachtingen: professionaliteit, brede deelname en samenwerking met andere partijen zijn essentieel. Voor de energietransitie als geheel kunnen energiegemeenschappen zo uitgroeien tot een onmisbare schakel in het balanceren van lokale en nationale energiebelangen.
Footnotes and References
↑1 | Onder het vollooprisico wordt verstaan het risico dat de vraag naar warmte achterblijft op de, ten tijde van het investeringsbesluit, verwachte afzet. |
---|