Gepubliceerd op –> VastgoedJournaal | 18 september 2020 | Download hier het artikel in pdf
In juni 2020 is een wetsvoorstel verschenen (Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur) waarover de Afdeling Advisering van de Raad van State inmiddels positief heeft geadviseerd. Het gaat om een wijzing van onder meer de Gemeentewet zodat een goed functionerend en integer openbaar bestuur wordt gewaarborgd.
Dit levert immers een bijdrage aan het vertrouwen van mensen in de politiek. Daarmee draagt het ook bij aan de legitimiteit van het overheidshandelen. Een integer en stabiel openbaar bestuur is effectiever en efficiënter in staat om de taken uit te voeren en diensten te leveren waar inwoners recht op hebben.
Integriteitsvraagstukken kunnen de bestuurlijke omstandigheden in negatieve zin beïnvloeden. Aanhoudende bestuurlijke problemen brengen het behoorlijk functioneren van de gemeente in gevaar en tasten het gezag van het openbaar bestuur aan. Voorop staat dat politieke ambtsdragers primair zelf verantwoordelijk zijn voor het agenderen, bewaken en borgen van integriteit.
Niettemin zijn ook in diverse wetten bepalingen opgenomen die tot doel hebben de zuiverheid in de persoonlijke en bestuurlijke verhoudingen te waarborgen. Dit wetsvoorstel vult die waarborgen op onderdelen aan. Het gaat daarbij om het voorzien in een verplichte Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) voor bestuurders en om verduidelijking van de bepalingen die betrekking hebben op belangenverstrengeling. Ook worden de bepalingen verbeterd die betrekking hebben op het opleggen en opheffen van geheimhouding op informatie. Verder wordt een extra bevoegdheid toegekend aan de commissaris van de Koning.
Bevordering van de bestuurlijke integriteit staat al een poosje hoog op de politieke agenda. In de bestuurspraktijk bestaat al langere tijd de behoefte aan nieuwe mogelijkheden om bestuurlijke problemen en integriteitskwesties het hoofd te bieden en het bij de tijd brengen van de bestaande bepalingen. Dit wetsvoorstel voorziet daarom in een eerste tranche aan wetgeving. De tweede tranche gaat over de positie van de (waarnemend) burgemeester en de wettelijke verankering van een risicoanalyse integriteit voor kandidaat-wethouders.
Voor wethouderschap wordt het kunnen overleggen van een VOG een benoembaarheidsvereiste, in aanvulling op de vereisten voor het wethouderschap zoals die thans in de wet zijn geregeld. Het is aan de gemeenteraad om aan die vereisten te toetsen. De VOG moet dus voorafgaand aan de benoeming door de kandidaat-wethouder aan de raad overgelegd worden. Gevolg is dat het niet kunnen overleggen van een VOG betekent dat betrokkene niet tot wethouder kan worden benoemd. Er is een specifiek screeningsprofiel politieke ambtsdragers met een terugkijktermijn van tien jaar. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bestaande bepalingen inzake onverenigbare betrekkingen voor alle categorieën ambtsdragers te verduidelijken. Zo zal een raadslid als ambtenaar van een gemeenschappelijke regeling ook geen werkzaamheden mogen verrichten ten behoeve van de gemeente waar hij raadslid is.
De commissaris van de Koningin krijgt een versterking van zijn informatiepositie. Hij mag alle vergaderingen van het gemeentebestuur bijwonen en alle documenten inzien waarvan naar zijn redelijk oordeel voor het vervullen van zijn specifieke taak kennisneming nodig is. Wel slechts in geval van bestuurlijke problemen of gemeentelijke integriteitskwesties.
Bij integriteit en goed bestuur speelt het omgaan met informatie een belangrijke rol. Bestuursorganen produceren zelf allerhande informatie maar ontvangen dat ook van derden of van andere bestuursorganen. Ook in de verantwoordingsrelatie tussen het college en de gemeenteraad wordt veel informatie gedeeld. In die informatiestroom is openbaarheid het uitgangspunt.
Niettemin kunnen er altijd omstandigheden zijn die aanleiding geven om van die hoofdregel af te wijken waardoor informatie niet op de gebruikelijke wijze wordt verstrekt. Voor gevallen waarin gemeentelijke organen wel informatie willen uitwisselen, maar openbaarheid van die informatie niet aan de orde is, bestaat de mogelijkheid tot het verstrekken van informatie onder de verplichting tot geheimhouding.In de gemeentelijke praktijk bestaat veel onduidelijkheid over de regeling.
Daarom komt er nu een betere regeling waarbij mondelinge informatie in een besloten vergadering duidelijker onderscheiden wordt van schriftelijke informatie waarop een verplichting tot geheimhouding rust. Ook wordt voorgesteld dat wanneer een commissie waarin raadsleden zitting hebben geheime informatie verkrijgt, de gemeenteraad daarover altijd óók de beschikking heeft. De mogelijkheid om individuele raadsleden onder geheimhouding te informeren komt te vervallen vanwege het uitgangspunt van gelijkheid in de informatiepositie tussen raadsleden.
Om die reden stelt de regering voor om de raad de mogelijkheid te bieden om te besluiten dat een lid dat de geheimhouding schendt, voor de duur van maximaal drie maanden geen geheime informatie verstrekt krijgt. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande bepaling over het uitsluiten van een raadslid van deelname aan de beraadslaging wegens het verstoren van de orde (artikel 26 Gemeentewet). Een dergelijk raadsbesluit staat los van de beoordeling van de strafwaardigheid van schending van de geheimhouding in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht.
Het streven is dat het wetsvoorstel ruim voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 in werking is getreden. We zijn benieuwd!