Erwin Noordover en Pim Oremans van NEWGROUND LAW gaan in op de vraag welke mogelijkheden er zijn voor het eisen van financiële zekerheid bij een omgevingsvergunning.
Deze blog werd pepubliceerd op Vastgoedjournaal.nl | leestijd: 6 minuten
De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is momenteel voorzien op 1 juli 2022.
Achtergrond: waarom financiële zekerheid bij de omgevingsvergunning?
De mogelijkheid tot het stellen van financiële zekerheid via vergunningverlening is gebaseerd op het milieurechtelijke principe dat een vervuiler betaalt. Uit onder meer de faillissementen van Chemiepack en Thermphos bleek dat de overheid geconfronteerd kan worden met hoge kosten voor het opruimen van milieuschade. Deze bedrijven hadden zelf immers onvoldoende middelen daarvoor beschikbaar. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen, komt er onder de Omgevingswet meer ruimte voor het verbinden van financiële zekerheid aan vergunningverlening.
Wanneer kan financiële zekerheid worden opgelegd?
Het stellen van financiële zekerheid wordt gedaan bij een activiteit die significante nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De financiële zekerheid wordt dan gesteld voor het nakomen van verplichtingen uit de omgevingsvergunning of ter dekking van aansprakelijkheid voor schade aan de fysieke leefomgeving als gevolg van de activiteit.
In het Omgevingsbesluit staat bij welke activiteiten financiële zekerheid mag worden gevraagd. Dit zijn onder meer majeure risicobedrijven, zoals Seveso-inrichtingen en IPPC-installaties, zuiveringstechnische werken, wateractiviteiten en ontgrondingsactiviteiten. Er wordt nog onderscheid gemaakt tussen activiteiten waar financiële zekerheid kan worden gevraagd en waar financiële zekerheid moet worden opgelegd. De verplichting tot het stellen van financiële zekerheid bestaat bijvoorbeeld bij de majeure risicobedrijven, afvalstort en het werken met zwaar vuurwerk en andere pyrotechnische artikelen.
Ook bij de (gedeeltelijke) intrekking van een omgevingsvergunning kan financiële zekerheid worden gesteld. Het verrichten van de activiteit is dan niet meer vergund, maar in het intrekkingsbesluit wordt ter uitvoering daarvan nog een financiële zekerheid opgelegd. Dit is bijvoorbeeld bruikbaar ter borging van verwijdering van installaties: als de oorspronkelijke vergunninghouder dit niet doet, kan het bevoegd gezag deze installaties verwijderen en de kosten verhalen op de financiële zekerheid.
Wat mag voor financiële zekerheid worden gevraagd?
Of en in welke omvang financiële zekerheid moet worden gesteld, is een afweging van het bevoegd gezag. Bij het stellen van financiële zekerheid moet het bevoegd gezag onder meer rekening houden met de financiële draagkracht van de ondernemer, de aanwezigheid en aard van stoffen die nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving kunnen hebben, de ten hoogste verwachte schade voor de fysieke leefomgeving en de verhouding tussen het risico op deze schade en de kosten gemoeid met het stellen van financiële zekerheid. Onder de streep moet de te stellen financiële zekerheid evenredig en proportioneel zijn.
Ook de vorm waarin financiële zekerheid moet worden gesteld, moet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de voorkeur van de ondernemer voor een specifieke vorm van financiële zekerheid, als die vorm voldoende zekerheid biedt. Bij de vorm van financiële zekerheid kan worden gedacht aan borg, bankgarantie, hypotheek of pandrecht, verzekering of gemeenschappelijk fonds.
Het bedrag waarvoor financiële zekerheid moet worden gesteld staat ook in de omgevingsvergunning. Dit bedrag is in ieder geval niet hoger dan de kosten die noodzakelijk worden geacht voor de naleving van de omgevingsvergunning of de dekking van aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de fysieke leefomgeving. Voor specifieke activiteiten, zoals afvalstort, bevat het Omgevingsbesluit maximale bedragen.
In de omgevingsvergunning wordt ook aangegeven hoe lang de financiële zekerheid in stand moet worden gehouden. Een vergunninghouder kan ook verzoeken de omvang van de gestelde financiële zekerheid te wijzigen. Een verzoek tot wijziging of intrekking van financiële zekerheid kan bijvoorbeeld worden gedaan als de risico’s van de bedrijfsvoering zijn verminderd of de activiteit minder nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Een overdracht van een omgevingsvergunning kan ook gevolgen hebben voor het stellen van financiële zekerheid. De nieuwe vergunninghouder zal waarschijnlijk zelf afspraken moeten maken voor de naleving van de financiële verplichting. En de vergunningverlener kan in de nieuwe vergunninghouder aanleiding zien tot het stellen van of aanpassen van de financiële zekerheid, bijvoorbeeld vanwege twijfels over de financiële draagkracht.
Hoe wordt de financiële zekerheid aangesproken?
In het vergunningvoorschrift over financiële zekerheid wordt ook bepaald wanneer de ondernemer bewijs verstrekt van de gestelde financiële zekerheid. Als de verplichting, waaraan de financiële zekerheid is gekoppeld, niet wordt nageleefd of er ontstaat schade aan de fysieke leefomgeving, dan kan het bevoegd gezag (een deel van) de kosten die zijn gemaakt voor handhaving of herstel van schade verhalen op de financiële zekerheid. De invordering van het te verhalen bedrag kan plaatsvinden bij dwangbevel, waarvoor de Algemene wet bestuursrecht de grondslag bevat.
Ook gevolgen voor bestaande bedrijven
Veel bedrijven die gaan vallen onder de reikwijdte van de nieuwe regels voor financiële zekerheid hebben al een omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning zal door de bevoegde gezagen moeten worden aangepast na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor het aanpassen van bestaande vergunningen wordt voorzien in een overgangsperiode van twee jaar waarin voorschriften voor financiële zekerheidsstelling in de vergunningen worden opgenomen en waarin de wijze en hoogte van de financiële zekerheidsstelling wordt vastgesteld.