Provincies kunnen alvast experimenteren met de Omgevingswet

Pieter van der Woerd en Pim Oremans gaan in op een nieuw experiment onder de Crisis- en herstelwet, waardoor provincies vervroegd aan de slag kunnen met de Omgevingswet.

Deze blog verscheen op –> Vastgoedjournaal | leestijd: 5 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. Hoewel op 1 april 2020 duidelijk is geworden dat de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 niet doorgaat en wordt uitgesteld tot 1 januari 2022, heeft de minister benadrukt dat afstel niet aan de orde is. Om u goed voor te bereiden op de inwerkingtreding, zullen wij op deze plaats daarom wekelijks een vraag beantwoorden ten aanzien van de Omgevingswet. 

De Crisis- en herstelwet (Chw)

In deze blog bespreken we de zogenaamde 23e tranche van de Crisis- en herstelwet. In dit besluit, dat nog wordt voorgelegd aan het parlement, zal het voor de provincies Utrecht, Flevoland en Gelderland mogelijk worden om verordeningen “met verbrede reikwijdte” vast te stellen. Die verbrede reikwijdte is straks ook te vinden in de Omgevingswet, en daarmee kunnen de provincies dus straks al vervroegd aan de slag. De drie provincies hebben daar zelf om verzocht.

Verbrede reikwijdte?

Momenteel stellen provincies voor allerlei verschillende doeleinden verordeningen vast. Zo zijn er bijvoorbeeld vaak een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), Provinciale Milieuverordening (PMV), Wegenverordening, en een Waterverordening. Onder de Omgevingswet moeten deze verordeningen, net als op gemeentelijk niveau met het Omgevingsplan, worden verwerkt in één integrale omgevingsverordening. Utrecht, Flevoland, en Gelderland willen daar alvast op vooruitlopen door een dergelijke integrale verordening al vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet vast te stellen.

Maar wat houdt die “verbrede reikwijdte” nu in? Op dit moment kunnen in een provinciale verordening volgens de Wet ruimtelijke ordening instructieregels worden gesteld voor gemeentelijke bestemmingsplannen met de reikwijdte van “een goede ruimtelijke ordening”. Met een verbrede reikwijdte kan de provincie straks instructieregels aan gemeenten geven over “de fysieke leefomgeving”. Dat is natuurlijk een stuk breder; ook bijvoorbeeld milieu- en wateraspecten kunnen dan worden betrokken. 

Kijkend naar de aanvraag van de provincie Flevoland wil men al vooruitlopend op de Omgevingswet gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die de wet biedt, en voorbereidingen treffen voor het moment dat de wet in werking treedt. Soms moet daarvoor worden afgeweken van nu geldende wetten. De mogelijkheid om ontheffing van die instructieregels te verlenen wordt als het aan Flevoland ligt bijvoorbeeld verruimd zodat daarbij een evenwichtiger afweging van verschillende (sectorale) provinciale deelbelangen kan worden gemaakt. Ook zal het gaan om afwijkingen van procedurele regels die gelden onder de Waterwet en de Wet bodembescherming, en wil men qua definities alvast gaan aansluiten bij de Omgevingswet. De exacte invulling zal echter pas duidelijk worden zodra het ontwerpbesluit voor de 23e tranche en de ontwerpverordeningen worden gepubliceerd.

Waarom?

Deze integratie dient niet slechts als vingeroefening voor de Omgevingswet. Met de verordening met verbrede reikwijdte kan straks al vooruitlopend op de nieuwe wet één integrale beoordeling van alle aspecten van de fysieke leefomgeving kan worden gemaakt. Zo kunnen straks bijvoorbeeld voor windparken zowel het ruimtelijke aspect, als bijvoorbeeld het milieu en de natuur, beter gezamenlijk worden afgewogen. 

Daarnaast is de vingeroefening van belang voor wanneer de Omgevingswet naar verwachting op 1 januari 2022 in werking zal treden. Omdat de Omgevingswet niet voorziet in overgangsrecht voor provinciale verordeningen moeten de provincies vóór inwerkingtreding een integrale verordening vaststellen, omdat anders de werking van de huidige verordeningen geheel vervalt. Dit proces zal de nodige tijd nodig hebben, ook omdat deze verordening zal moeten worden vastgesteld met een uitgebreide procedure met o.a. terinzagelegging van een ontwerpverordening.

Verder belangrijk

Het zal nog even duren, maar wanneer deze verordeningen met bijzondere reikwijdte zijn vastgesteld zal de provincie bovendien sneller tot besluitvorming kunnen komen. Omdat experimenten onder de Crisis- en herstelwet over het algemeen worden gezien als projecten die voortvarend moeten worden opgepakt, geldt voor besluiten die onder een verordening met verbrede reikwijdte worden genomen dat er kortere termijnen en bijzondere voorschriften gelden voor bijvoorbeeld het instellen van beroep. 

Er moet dus straks extra goed worden opgelet welke regels gelden bij welke provincie, omdat de procedures verschillend zullen gaan verlopen.

Zodra de exacte inhoud van de 23e tranche van de Crisis-en herstelwet bekend is zullen wij daar hier opnieuw op terugkomen.

Menu