De kruimelgevallenregeling in de Omgevingswet

Jaafar Massali en Pieter van der Woerd van NewGround Law bespreken de zogenoemde kruimelgevallenregeling in het licht van de aanstaande Omgevingswet.

Deze blog werd gepubliceerd op Vastgoedjournaal | Leestijd: 4 minuten

De Omgevingswet vervangt alle bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving (o.a. ruimtelijke ordening, milieu en natuurbescherming). Onder het motto “eenvoudig beter” zullen 40 wetten en 120 AMvB’s worden gebundeld in één wet en vier AMvB’s. Dat zou het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik maken en zorgen voor een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, meer flexibiliteit en afwegingsruimte voor lokale overheden en snellere besluitvorming. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzien op 1 juli 2022.

Kruimelgevallen; wat zijn dat?
Ingevolge artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Wordt een omgevingsvergunning voor bouwen aangevraagd en is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan, dan moet de vergunning worden geweigerd, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van Artikel 2.12 uit § 2.3 van de Wabo. Dit artikel betreft de omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik. Daarvoor kent de Wabo drie varianten. In de eerste variant voorziet het bestemmingsplan zelf in binnenplanse afwijkingsregels. In de tweede variant zijn bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) gevallen aangewezen en in de derde variant moet de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevatten. In alle drie de gevallen moet de afwijking niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. In de eerste twee gevallen vindt vergunningverlening plaats met toepassing van de reguliere procedure (8+6 weken). In het derde geval vindt vergunningverlening plaats via de uitgebreide procedure. Deze procedure duurt een halfjaar.

De algemene maatregel van bestuur uit de tweede variant is het Besluit omgevingsrecht (“Bor”), om precies te zijn artikel 4 bijlage II van het Bor, de zogenaamde kruimelgevallenregeling. Deze kruimelgevallenregeling bevat een lijst met categorieën van specifieke (kruimel)gevallen waarvoor bevoegdheid is om een vergunning te verlenen die afwijkt van het bestemmingsplan en waarop ook de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. De bekendste kruimelgevallen zijn het bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan (lid 1), de transformatiekruimel oftewel functiewijziging (lid 9) en de mogelijkheid voor de gevallen van de gespecificeerde lijst om tijdelijk af te wijken van het bestmmingsplan voor de duur van maximaal tien jaar (lid 11).

Kruimelgevallen in de Omgevingswet
Met de Omgevingswet wordt getracht het stelsel voor het doen van een vergunningaanvraag inzichtelijker te maken. De gedachte is dat eenieder eenvoudig zijn weg moet kunnen vinden in het omgevingsrecht. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om in de Omgevingswet voor vergunningsaanvragen in beginsel altijd de reguliere procedure van toepassing te verklaren. Enkel wanneer het Europese recht dat voorschrijft of betrokkenen daarvoor kiezen, is de uitgebreide procedure van toepassing. De omgevingsvergunning voor planologisch gebruik komt onder de Omgevingswet niet terug, maar wordt vervangen door de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Op deze vergunning, die zowel ziet op activiteiten waarin het omgevingsplan niet voorziet als activiteiten waarvoor het omgevingsplan een vergunningplicht in het leven roept, is standaard de reguliere procedure van toepasing. Daarmee vervalt in de Omgevingswet de noodzaak voor een kruimelgevallenregeling op nationaal niveau.

De kruimels liggen er (misschien) nog
Het vervallen van de kruimelgevallenregeling op nationaal niveau betekent niet dat de kruimelgevallenregeling geheel zal verdwijnen. De kruimelgevallenlijst of elementen hiervan kunnen namelijk in toekomstige omgevingsplannen terugkeren. Gemeenten kunnen in de omgevingsplannen zelf bepalen in hoeverre kan worden afgeweken van een bestemming. Deze bevoegdheid onder het omgevingsplan kan betekenen dat de kruimelgevallenregeling of bepaalde elementen daarvan kunnen worden opgenomen in het omgevingsplan in de vorm van een afwijkingsregel. Het gemeentelijk beleid voor toepassing van de kruimelgevallenregeling kan daarmee relevant blijven.

De kruimels worden spreekwoordelijk niet volledig opgeruimd. Op lokaal niveau zouden nog kruimels kunnen liggen die worden gevonden. Met de invoering van de Omgevingswet kan het namelijk zo zijn dat gemeenten gevallen uit de kruimelgevallenregeling overnemen in de omgevingsplannen. In de toekomst is het dan ook van belang om in specifieke gemeentelijke omgevingsplannen te bezien wat de mogelijkheden zijn voor het afwijken van het omgevingsplan.

 

Menu